5-2816/2 | 5-2816/2 |
1 APRIL 2014
I. INLEIDING
Het wetsontwerp dat hier wordt behandeld en dat onder de verplicht bicamerale procedure valt, werd oorspronkelijk op 13 maart 2014 in de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend als wetsontwerp van de regering (stuk Kamer, nr. 53-3445/1).
Het werd op 27 maart 2014 aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers, met 113 tegen 10 stemmen.
Het werd op 28 maart 2014 overgezonden aan de Senaat.
De commissie heeft het voorstel besproken tijdens haar vergaderingen van 25 maart en 1 april 2014.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR MEVROUW MAGGIE DE BLOCK, STAATSSECRETARIS VOOR ASIEL EN MIGRATIE, MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE EN ARMOEDEBESTRIJDING
Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, legt uit dat het wetsontwerp twee luiken bevat.
Het eerste luik van het wetsontwerp betreft de hervorming van de procedure van uiterst dringende noodzakelijkheid (UDN) bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV). De bepalingen hebben tot doel de laattijdige indiening van beroepen te vermijden. Aldus wordt uitvoering gegeven aan het regeerakkoord, waarin wordt bepaald : « Als de procedure van vrijwillige terugkeer faalt, zal worden overgegaan tot een gedwongen terugkeer naar het land van herkomst. De rechten van de vreemdeling die in een gesloten centrum verblijft, zullen bij zijn verwijdering beter worden geëerbiedigd met name door ervoor te zorgen dat diegene die moet worden verwijderd en zijn advocaat minstens achtenveertig uur voor een eerste uitzettingspoging verwittigd worden. De regering zal in dit kader in een procedure voorzien om de laattijdige indiening van beroepen te vermijden. »
Tegelijk wordt de regelgeving in overeenstemming gebracht met de jurisprudentie van het arrest M.S.S. (arrest M.S.S. t/ België en Griekenland, 21 januari 2011, nr. 30696/09). Het gaat in die procedure om een Afghaanse asielzoeker die verwijderd werd naar Griekenland.
Het tweede luik van het wetsontwerp beoogt een versterking van de eenheid van rechtspraak zowel bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen als bij de Raad van State.
Enerzijds wordt de werklast voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen naar een aanvaardbaar niveau gebracht door :
— het misbruik van de UDN-procedure aan te pakken, wanneer een laattijdig beroep wordt ingediend tegen een geplande verwijdering;
— het formalisme terug te dringen en zich te conformeren aan het M.S.S.-arrest van het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM), met als gevolg een automatisch schorsend beroep en een volledig onderzoek van de grief op basis van 3 EVRM (verbod op foltering, onmenselijke of vernederende behandeling).
Eerst en vooral voegt het ontwerp een redelijke termijn voor het beroep in de wet in. Aldus zal de rechter makkelijker en efficiënter kunnen beslissen als het beroep laattijdig wordt ingediend. In de hypothese van een eerste beslissing tot verwijdering (een bevel om het grondgebied te verlaten of BGV) bedraagt de termijn voor het indienen van een UDN-beroep tien dagen. Vanaf de tweede beslissing tot verwijdering wordt de termijn gereduceerd tot vijf dagen.
Indien het ingediende beroep manifest laattijdig is, zal de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen beslissen aan de hand van een versnelde procedure.
Anderzijds zal de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen zich focussen op de gegrondheid van het beroep.
De ontvankelijkheidsvoorwaarde van het « moeilijk te herstellen ernstig nadeel » is in elk geval vervuld indien de verzoeker een probleem heeft aangetoond op het vlak van de mensenrechten. Ook de regels worden versoepeld om alle voorgelegde elementen met betrekking tot een probleem over de mensenrechten te kunnen beoordelen.
De staatssecretaris legt eveneens uit dat de eenheid van de rechtspraak bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen en de Raad van State wordt verbeterd door :
— invoering van « verenigde kamers » op het niveau van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen;
— ruimere toepassing van « verenigde kamers » op het niveau van de Raad van State.
Tijdens de commissie in de Kamer van volksvertegenwoordigers werden twee onderwerpen toegevoegd, met name :
1. De beroepsprocedure asiel met betrekking tot veilige landen en met betrekking tot meervoudige asielaanvragen
De beroepsprocedure (bevoegdheid van annulatie) bij de RVV werd vernietigd voor onderdanen van veilige landen van wie de asielaanvraag werd afgewezen door het CGVS (arrest van het Grondwettelijk Hof, 16 januari 2014, nr. 1/2014). Er werd geoordeeld dat de verschillende behandeling van aanvragen uit veilige landen en niet-veilige landen een schending van het gelijkheidsbeginsel inhoudt.
Er is dus bijsturing van de regelgeving vereist. De meerderheid heeft een aantal amendementen ingevoegd die ook op dat gebied opnieuw voor de nodige rechtszekerheid zorgen en tegelijk de duurtijd van de procedures inkorten. Dat is in het belang van de rechtszoekende, die aldus snel duidelijkheid krijgt over zijn lot.
De amendementen liggen bijgevolg in de lijn van het gevoerde beleid.
2. Technische amendementen op de « Raad van State »-wet
Het betreft technische amendementen die ertoe strekken de onduidelijkheid weg te nemen die werd veroorzaakt door de wijzigende wetten van 6 en 20 januari 2014.
III. BESPREKING VAN DE ARTIKELEN EN STEMMINGEN
Art. 1 tot 32
Over de artikelen 1 tot 32 worden geen opmerkingen gemaakt en ze worden achtereenvolgens eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Het wetsontwerp in zijn geheel wordt aangenomen met 10 stemmen bij 1 onthouding.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Vanessa MATZ. | Philippe MOUREAUX. |
De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp (zie stuk Kamer, nr. 53-3445/4).