5-4COM | 5-4COM |
Mevrouw Nele Lijnen (Open Vld). - Sinds 1 mei 2002 heeft elke patiënt de mogelijkheid om een globaal medisch dossier (GMD) te laten aanleggen en bijhouden. Het globaal medisch dossier werd ontworpen door het Nationaal akkoord geneesheren-ziekenfondsen van 15 december 1998. De Nationale Commissie Geneesheren- Ziekenfondsen had duidelijk de bedoeling van het GMD een instrument te maken om de kwaliteit te bevorderen en de zorg beter te organiseren. Uit recente cijfers van de minister blijkt dat 54,4% van de Vlamingen over een GMD beschikt. In Brussel en Wallonië liggen de cijfers een stuk lager.
Een GMD wordt aangevraagd bij de huisarts en de patiënt kiest zelf of hij het honorarium daarvoor, ten bedrage van 27,50 euro voor 2 kalenderjaren, rechtstreeks betaalt of via het ziekenfonds. Verlengen moet desondanks na één jaar, en ook op dat ogenblik bestaat de keuze tussen rechtstreeks betalen of betalen via het ziekenfonds. Het GMD wordt automatisch verlengd indien de patiënt in dat kalenderjaar ten minste één doktersbriefje bij het ziekenfonds indiende. Zoals u weet krijgen houders van een GMD 30% korting op het te betalen remgeld voor raadpleging en voor sommige groepen ook bij huisbezoek.
Heeft het invoeren van het GMD - en meer bepaald de daaraan gekoppelde korting op het remgeld - een duidelijk aantoonbare en dus statistisch relevante impact gehad op het aantal raadplegingen en huisbezoeken die recht zouden geven op die korting? Zo ja, is die impact negatief of positief?
Waarom wordt specifiek voor het vergoeden van het GMD steeds de keuze gelaten tussen rechtstreeks betalen of via een `algemene' derdebetalersregeling?
Hoeveel soorten remgeldverminderingen bestaan er eigenlijk?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie. - De houders van een GMD hebben dubbel zoveel contacten met de huisarts als patiënten zonder GMD. Die hogere frequentie betreft voornamelijk de raadplegingen, maar ook de huisbezoeken. Er wordt eveneens een stijging van de raadplegingen van geneesheren-specialisten vastgesteld, alsook een toename van het aantal raadplegingen thuis in plaats van in de spreekkamer.
De analyse per leeftijd en geslacht wijzigt die conclusies niet.
Er zijn verschillende mogelijke hypothesen om dit resultaat te verklaren.
Er is het overwicht van ziekere personen die een GMD aanvragen. De vastgestelde gevolgen zouden moeten afnemen door de grotere verspreiding van het GMD in de bevolking.
Er is ook de verschuiving van de consumptie van de tweedelijnszorg naar de huisarts.
Om die invloeden te evalueren moeten diepgaande studies worden uitgevoerd op basis van een permanente steekproef.
Het samengaan van het gebruik van de derdebetalersregeling en de rechtstreekse betaling aan de arts werd voor die verstrekking noodzakelijk geacht. De rechtstreekse betaling heeft als bedoeling de patiënt bewust te maken van de soort verbintenis die hij met zijn behandelend geneesheer aangaat. Voor sommige patiënten kan het echter een probleem zijn als ze zelf het bedrag voor het GMD moeten betalen, vooral omdat dat bedrag bovenop het bedrag voor een raadpleging of een huisbezoek moet worden betaald. De mogelijkheid om de toepassing van de derdebetalersregeling te vragen, wat de geneesheer niet mag weigeren, was bedoeld om de problemen in verband met de financiële toegankelijkheid die een dergelijke situatie kan meebrengen, af te zwakken. De geneesheer vermeldt dan het honorarium voor het GMD op een ander getuigschrift dan dat voor de raadpleging of het huisbezoek en hij bezorgt het zelf aan het ziekenfonds waarbij de patiënt is aangesloten. Er moet echter worden opgemerkt dat de toepassing van de derdebetalersregeling alleen geldt voor het honorarium voor het GMD en niet voor de raadpleging of het huisbezoek.
Men houdt rekening met de verlagingen van de remgelden ten gunste van verzekerden die de voorkeurregeling genieten op basis van de toekenning van een sociaal voordeel of van het bestaan van een specifieke hoedanigheid na controle van hun inkomsten, zoals weduwnaars, weduwen, invaliden, gepensioneerden, wezen, personen met een handicap zonder uitkering, langdurig werklozen, of op basis van het feit dat ze het Omniostatuut genieten dat bestemd is voor alle personen van wie het belastbaar bruto-inkomen in 2009 lager is dan 14 776,26 euro voor de aanvrager, verhoogd met 2 735,85 euro per persoon die tot het gezin behoort en dat vóór elke vermindering of inkomensaftrek voor alle personen die op hetzelfde adres zijn gedomicilieerd op 1 januari 2010.
Men onderscheidt voor de verstrekkingen uitgevoerd door de geneesheren, naast de verlaging van het remgeld voor de houder van een GMD: de vermindering ten gunste van de patiënten bij een raadpleging van sommige geneesheren-specialisten, als ze door een huisarts zijn doorverwezen; de vermindering ten gunste van de patiënten die zich met een verwijsbrief van een huisarts aanbieden bij de spoedopnamediensten van ziekenhuizen en de afschaffing ten gunste van de patiënten die zich engageren in het kader van het sluiten van een `zorgtrajectcontract'.
Mevrouw Nele Lijnen (Open Vld). - Ik zou in dit verband nog graag een algemene vraag stellen. Uit de cijfers blijkt dat 54,4% van de Vlamingen over een GMD beschikt. In Brussel en Wallonië is dat minder. Staan volgend jaar initiatieven op stapel om dat percentage te doen toenemen?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie. - Er staan tal van initiatieven op stapel, zoals de verhoging van honoraria voor sommige langdurige behandelingen, gekoppeld aan de noodzaak aan een GMD. In Brussel en Wallonië bestaan wat meer problemen, maar we proberen het aantal GMD te verhogen.