4-1479/1 | 4-1479/1 |
28 OKTOBER 2009
Geregeld geeft de overheid de rechter de opdracht om « onafhankelijk » te beslissen over geschillen. Wetteksten worden in de rechtspraak geïnterpreteerd, al dan niet gewild. De rechter moet bijgevolg teksten interpreteren, beslissingen nemen in geschillen of situaties waarbij hem geen enkele vorm van interpretatie wordt aangereikt of opgelegd.
Die vrijheid kan op het eerste gezicht flatteus lijken voor de rechter, aangezien uit de interpretatievrijheid die hij krijgt een groot vertrouwen blijkt van de wetgevende macht in de rechterlijke macht. Ze brengt de rechter echter in een positie die delicaat kan worden. Zo brengen de nieuw samengestelde gezinnen, de diverse samenlevingsvormen, problemen in het familierecht met zich die steeds moeilijker op te lossen zijn.
In het sociaal recht stellen we hetzelfde vast. Aangezien de organisatie van de familiale, professionele, culturele cellen van onze maatschappij zich diversifieert, kan het niet anders of de geschillen die de sociale rechtscolleges moeten beslechten en oplossen worden complexer.
Een belangrijke vaststelling : « de rechter in sociale zaken » beschikt om zijn oordeel te vormen slechts over de klassieke middelen die het gerechtelijk wetboek hem aanreikt. De wet dateert van een periode toen de rechter meer tijd had en de gevallen die hij kreeg voorgelegd minder complex waren.
Aldus krijgt de jeugdrechter bij een adoptieprocedure het advies van het openbaar ministerie en kan hij gebruik maken van een maatschappelijk onderzoek dat meestal wordt uitgevoerd door de afdeling jeugdzaken, die een onafhankelijke dienst voor onderzoek en het verzamelen van bewijzen heeft.
In het « sociaal » recht bestaat die mogelijkheid om een beroep te doen op sociale inspecteurs niet.
Eigenlijk moet de rechter verscheidene petten opzetten om zijn dagelijkse taak te vervullen. Eerst en vooral moet hij de rol van onderzoeker spelen. Hij kan zijn taak immers alleen uitvoeren als hij op de hoogte blijft van de wetswijzigingen en van de ontwikkelingen in de rechtspraak.
De rechter moet niet alleen de uitspraak ontwerpen, maar ze ook uitschrijven. Sinds hij over computers beschikt, wordt hij verzocht, of zelfs verplicht, de beslissingen uit te tikken, waarna ze voor de lay-out aan overbelaste griffies worden bezorgd.
De rechter is ook verplicht op de hoogte te blijven van de stand van de wetgeving. Hij moet bijvoorbeeld colloquia bijwonen. Vaak wordt hem gevraagd er een actieve bijdrage te leveren, als deelnemer of als spreker.
Die toename van de taken komt er terwijl de sociale rechtscolleges niet over referendarissen beschikken. Toch is het steeds vaker nodig om opzoekingen te doen. De griffiers, bij uitstek de assistenten van de rechter, hebben zelden de vereiste opleiding om dat opzoekwerk te verrichten. Ze moeten heel wat taken verrichten, terwijl ze zelf overbelast zijn en weinig hulp krijgen van administratieve krachten die niet talrijk genoeg of niet geschoold genoeg zijn.
Het arbeidsauditoraat moet steeds vaker in strafzaken optreden. De wetgever heeft bijgevolg het optreden van de auditeurs beperkt (hoofdzakelijk wat strikt contractuele materies betreft, zoals arbeidsovereenkomsten, waarvoor zij nog slechts heel zelden optreden), en heeft hun optreden inzake arbeidsongevallen, beroepsziekten, of onlangs nog, de collectieve schuldenregeling, zelfs volledig uitgesloten. Auditoraten handelen momenteel alleen nog in verwante zaken zoals de sociale hulp en het leefloon.
De « rechter in sociale zaken » heeft dus noch voldoende tijd, noch voldoende middelen om alle gegevens te verzamelen waarop hij zijn beslissing kan baseren. Gezien de verantwoordelijkheid die hij draagt, is het raadzaam een oplossing te vinden om hem te helpen zijn vonnis in de best mogelijke omstandigheden te vellen.
Onafhankelijke sociale diensten zouden antwoorden kunnen bieden op de vele problemen die opduiken in dossiers waarover recht moet worden gesproken en die niet of slecht worden opgelost.
Maatschappelijk werkers kunnen immers de huisbezoeken afleggen die vaak heel nuttig zijn om een geschil op te lossen. Bij die bezoeken kunnen ze tevens proberen ter plaatse de bewijsmiddelen te verzamelen die vaak ontbreken.
Tevens kunnen ze de eisende partijen in hun maatschappelijke en familiale context horen en nadien hun eisen vertalen en aanvullen en hun behoeften nader omschrijven.
Ze kunnen een onafhankelijk maatschappelijk verslag opstellen dat de rechter vollediger voorlicht, zodat hij zijn oordeel kan baseren op objectievere en volledigere gegevens. Ze bieden de rechter ook de mogelijkheid de tijd die tijdens de zitting aan het onderzoek van de zaak wordt besteed te verkorten, terwijl ze er toch voor zorgen dat hij een betere kennis heeft van het geschil en hem betere denksporen bieden om het conflict op te lossen.
In een materie als de collectieve schuldenregeling is het gebrek aan middelen voor onderzoek voor de rechter problematisch. Gebruik maken van onafhankelijke maatschappelijk werkers kan een goede oplossing zijn voor de arbeidsrechtscolleges.
Door de collectieve schuldenregeling op 1 september 2007 te verschuiven van de rechtbanken van eerste aanleg naar de arbeidsrechtbanken, heeft de wetgever de traditionele organisatie van rechtspraak van het arbeidsgerecht ontregeld, omdat de rechter (beroepsmagistraat) alleen zitting heeft, en de rechters en raadsheren in sociale zaken uit de samenstelling van de zetel geweerd werden. Tevens heeft het openbaar ministerie, te weten het arbeidsauditoraat, slechts tot taak hierover een advies uit te brengen, tenzij in uitzonderlijke gevallen.
Volgens maatschappelijk werkers leidt overmatige schuldenlast tot « het in zichzelf gekeerd zijn, de schaamte, het schaarser worden van vrienden en sociale relaties, depressie, onderconsumptie, meer bepaald op medisch vlak, de familiale spanningen die tot een breuk kunnen leiden, de marginalisering, de uitsluiting » (1) .
Die vaststelling vergemakkelijkt het samenstellen van een degelijk dossier en het onderzoek ervan natuurlijk niet.
Men weet dat de beslissing waardoor de rechter instemt met het verzoek tot collectieve schuldenregeling belangrijke gevolgen heeft voor de schuldenaar en voor de schuldeisers. Ze doet een toestand van samenloop tussen alle schuldeisers ontstaan, heeft de opschorting van de loop van de intresten tot gevolg, brengt de onbeschikbaarheid van het vermogen van de schuldenaar met zich, schorst alle middelen van tenuitvoerlegging die strekken tot betaling van een geldsom, en bovendien moet de schuldenaar zich onthouden van enige daad die een normaal vermogensbeheer te buiten gaat, van enige daad die een schuldeiser kan bevoordelen en van enige daad die zijn onvermogen vergroot (2) .
De aanzuiveringsregeling kan maatregelen bevatten zoals het uitstel of de herschikking van de betaling van de schulden in hoofdsom, intresten en kosten, de vermindering van de conventionele rentevoet, de opschorting van de gevolgen van de zakelijke zekerheden, zonder te raken aan de grondslag van de zekerheden, de gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de intrestschulden.
Indien met die maatregelen de doelstelling van de regeling niet bereikt wordt, kan de rechter op vraag van de schuldenaar besluiten tot elke andere gedeeltelijke kwijtschelding van schulden, zelfs van kapitaal, onder de volgende belangrijke voorwaarden : de tegeldemaking van de goederen die voor beslag in aanmerking komen en de verdeling van de opbrengst met inachtname van de wettige redenen van voorrang; de verdeling van het beschikbare saldo met inachtname van de gelijkheid van de schuldeisers, behalve wat de onderhoudsverplichtingen betreft (3) .
Gezien het belang van de beslissingen die de rechter moet nemen, moet hij natuurlijk over zoveel mogelijk nauwkeurige informatie beschikken over het dossier en de persoon op wie de bemiddeling betrekking heeft.
In dat geval kan het gebruik van een onafhankelijke sociale dienst zijn informatie aanvullen en zijn overtuiging onderbouwen.
Het biedt ook de mogelijkheid uitvoerige rapporten te maken, in alle discretie, in de woonplaats van de persoon op wie de bemiddeling betrekking heeft of in een bureau, maar in elk geval niet in een openbare zitting.
Dat volledige, maar discrete onderzoek draagt er eveneens toe bij dat de menselijke waardigheid waarop eenieder recht heeft, in acht wordt genomen.
Op een colloquium met als titel « Droit et la dignité », verklaarde Marie Wastchenko, secretaris van de OCMW-afdeling van de « Vereniging van de stad en de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » :
« Om een leven te leiden dat overeenkomstig de menselijke waardigheid wordt beschouwd, beschikt de kwetsbare mens vaak over een heterocliet en variabel pakket, bestaande uit een geldbedrag, voedingspakketten, een medische kaart, een studiebeurs, een stookoliecheque, kosteloze rechtshulp, enz. De samenstelling van dat pakket hangt af van het indienen van talrijke aanvragen en van het verstrekken van bewijzen van behoeftigheid.
De procedures zijn talrijk, complex, ontmoedigend en stigmatiserend. Overigens verhelpen die gedeeltelijke en op doelgroepen gerichte oplossingen op slechts heel onvolkomen wijze de nadelen van een laag inkomen en veroorzaken ze discriminatie tussen verschillende categorieën en averechtse effecten van het type van de « werkloosheidsval ». » (4)
Het is juist dat de rechter, wanneer hij een verzoek tot collectieve schuldenregeling krijgt, een schuldbemiddelaar aanstelt. Die laatste heeft echter een zeer specifieke gerechtelijke opdracht, die elke vorm van begeleiding uitsluit.
Het klopt eveneens dat de diensten die voor de schuldbemiddeling en de collectieve schuldenregeling bij instellingen zoals het OCMW instaan, naast de procedure van de regeling, een budgetbegeleiding kunnen instellen ten gunste van de persoon voor wie de regeling geldt. Maar dat is niet altijd zo.
In de meeste gevallen geniet de aanvrager van een collectieve schuldenregeling geen enkele begeleiding. Hij moet zich naar een regeling plooien die vaak heel moeilijk na te leven valt, zonder dat hij er alle doelstellingen van begrijpt en vooral zonder dat er instrumenten worden aangereikt of gebruikt om te beletten dat hij opnieuw vervalt in de problemen en de valstrikken die hem in financiële moeilijkheden hebben gebracht.
Waartoe dient het de termijnbetalingen te verrichten van kredieten die misschien te « lichtzinnig » zijn opgenomen, wanneer het gedrag dat die verbintenissen heeft veroorzaakt niet gewijzigd wordt ?
Dit is misschien de belangrijkste reden om een onafhankelijke sociale dienst, verbonden aan de rechtbank, op te richten.
Is het dan ondenkbaar dat die dienst de persoon voor wie een collectieve schuldenregeling is uitgewerkt en zijn gezin de vereiste adviezen, raadgevingen en begeleiding biedt in het licht van de concrete toestanden waarmee ze worden geconfronteerd ?
Waartoe dient het voor dwingende, pijnlijke en soms heel langdurige (regelingen duren soms langer dan 10 jaar) betaalmiddelen te zorgen, indien de schuldenaars de draagwijdte ervan niet of nauwelijks begrijpen en opnieuw « kopje onder » dreigen te gaan, bij gebrek aan informatie of begeleiding om die situaties het hoofd te bieden ?
De strijd tegen de overmatige schuldenlast impliceert dat men de oorzaken ervan aanpakt. Het gebeurt zelden dat iemand met een overmatige schuldenlast daar alleen in slaagt. Indien de persoon met een overmatige schuldenlast geholpen en gesteund werd in zijn inspanningen om uit de toestand te komen waarin hij vaak tegen zijn zin is beland, zou hij op een beter maatschappelijk en financieel leven kunnen hopen (5) .
Gebruik maken van die dienst zal natuurlijk een kostprijs hebben. Maar dankzij het werk van maatschappelijk werkers kan men het aantal zittingen en de duur ervan verminderen. Tevens zal het de duur en de kostprijs verminderen van de andere onderzoeksmaatregelen die moeten worden getroffen om de informatie van de rechtbank aan te vullen. Het zou de totale kosten van het proces dus verminderen.
Ten slotte zal de rechter opnieuw de hem zo vaak ontbrekende tijd vinden om zijn onderzoek te verrichten.
Dankzij de diensten van onafhankelijke maatschappelijk werkers zal men dus de lacunes in de informatie voor de rechtbank kunnen aanvullen. Het gerecht zal sneller werken en zuiniger omspringen met het overheidsgeld. Met dat systeem kan men fraude voorkomen of beperken en voor een beter vonnis zorgen.
Om die redenen pleiten wij er in dit wetsvoorstel voor artikel 1675/11, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek te wijzigen, opdat de rechter in voorkomend geval kan gelasten dat er een maatschappelijk onderzoek wordt gehouden met het oog op de uitspraak over de gerechtelijke aanzuiveringsregeling.
Christine DEFRAIGNE. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 1675/11, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998, wordt aangevuld met een lid, luidende :
« In voorkomend geval kan de rechter gelasten dat een maatschappelijk onderzoek wordt gehouden met het oog op de uitspraak over de gerechtelijke aanzuiveringsregeling. ».
17 juli 2009.
Christine DEFRAIGNE. |
(1) Stuk Kamer, gew. zitting 1997-1998, 1073/11, blz. 3 en F. Kurz. « Le règlement collectif de dettes, loi du 5 juillet 1998. Aperçu de jurisprudence », in : Actualités de la sécurité sociale -- évolution législative et jurisprudentielle, blz. 340.
(2) Artikel 1675/7 van het Gerechtelijk Wetboek.
(3) Artikelen 1675/12, 13 van het Gerechtelijk Wetboek.
(4) M. Wastchenko, « Colloquium «Droit et dignité », Luik, 6 november 2008; Workshop : « Du paradis d'un crédit vers l'enfer de l'endettement » », dienst armoedebestrijding van het centrum voor gelijkheid van kansen, Workshop nummer 10.
(5) Wellicht ten overvloede wordt hier nog eens verwezen naar de mogelijke oorzaken van overmatige schuldenlast : tegenslagen in het leven (verlies van een baan, ziekte, echtscheiding, overlijden van de echtgenoot) : 35,5 %; een levensstijl die niet aangepast is aan het inkomen (overdreven uitgaven, bovenmatig kredietgebruik) : 15,6 %; beheersproblemen (slechte inschatting van de terugbetalingsmogelijkheden of het ontbreken van een realistisch budget) : 20,4 %; onvermogen van bij het begin (te laag inkomen om de levensbehoeften te dekken) : 21,4 %... Gegevens verstrekt door l'Observatoire du crédit et de l'endettement, Séverine Vanderbeck, « Le profil des personnes, des ménages surendettés en Belgique », Colloquium : « Droit et dignité », op. cit., Workshop nummer 10.