3-1086/1

3-1086/1

Belgische Senaat

ZITTING 2004-2005

10 MAART 2005


Wetsvoorstel betreffende het mecenaat

(Ingediend door de heren François Roelants du Vivier, Stefaan Noreilde en mevrouw Christine Defraigne)


TOELICHTING


Het mecenaat kan worden gedefinieerd « comme le soutien apporté par une entreprise à un événement, une activité ou une forme d'expression dans l'intérêt général, selon des modalités diverses telles que le versement d'argent ou la fourniture de biens ou de services, dans le but d'associer l'entreprise au prestige de cet événement, de cette activité ou de cette forme d'expression, et de promouvoir de cette manière son image de marque auprès du public » (1) .

Die definitie geldt ook voor particulieren.

Cultureel mecenaat in allerlei vormen is tegenwoordig wijd verbreid. Het heeft echter altijd bestaan en heeft in de loop der geschiedenis grote veranderingen ondergaan.

Het mecenaat, waarvan de oorsprong de rijke Romein Mecenas wordt toegedicht, was hoofdzakelijk een zaak van gefortuneerde mensen of mensen met een bepaalde maatschappelijke positie die op die manier de beschermers werden van vele kunstenaars en geleerden.

Of het nu gaat om Lorenzo de Medici, Catharina de Medici, Frederik van Pruisen, Catharina van Rusland of om Jozef II, er zijn heel wat vorsten geweest die zich terecht mecenas mochten noemen.

Bij de aanvang van de 19e eeuw worden we echter geleidelijk aan geconfronteerd met wat Valérie Montens als volgt weergeeft : « la poussée des idées démocratiques concrétisées par les bouleversements qui accompagnèrent ou suivirent la Révolution française modifia profondément les structures de la société, non seulement sur les plans politique et social, mais aussi au point de vue culturel ....Au patronage de la haute aristocratie et du haut clergé, qui, jadis, entraînaient vers les principales capitales du continent les représentants de la pensée et des arts, se substitua un mécénat démocratique qui engendra dans toute l'Europe un art académique d'État » (2) .

Aldus heeft de Staat bijgedragen tot de ontwikkeling van vele musea, bibliotheken en academies, waardoor de kunstenaars tot op zekere hoogte aan hun lot werden overgelaten, wegens de aandacht voor de grote instellingen (3) .

Pas in de tweede helft van de 19e eeuw ontstond er een nieuwe vorm van privé-mecenaat. Dat kwam tot uiting in de schenking van collecties aan musea door archeologen, zelfs door conservatoren van musea, of in de rechtstreekse bescherming van kunstenaars (4) .

Dat individuele privé-mecenaat zal zich gedurende de hele 20e eeuw ontwikkelen, vooral in de Verenigde Staten, en vanaf 1960 zal het mecenaat van de grote ondernemingen steeds belangrijker worden, tot het een conditio sine qua non wordt bij elke culturele activiteit (5) .

Juridisch is er rond het verschijnsel mecenaat heel wat wetgeving tot stand gekomen om het te stimuleren.

Die wettelijke bepalingen bevatten meestal regels betreffende de aftrekbaarheid van de giften, de vermindering van de vennootschapsbelasting indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan, de vermindering van de registratierechten voor bepaalde schenkingen, ... Die regels zijn talrijk en verschillen meestal van land tot land.

Wat dat betreft kan het interessant zijn even stil te staan bij het mecenaat zoals het in België bestaat.

Algemeen gaat men er vanuit dat een mecenaat voornamelijk in twee vormen bestaat : het uit zich namelijk in permanente structuren zoals stichtingen of VZW's, of via specifieke handelingen, zoals bijvoorbeeld schenkingen (6) .

Momenteel wordt het mecenaat in België geregeld door uiteenlopende bepalingen in het burgerlijk recht, het handelsrecht en het fiscaal recht. Er bestaat dus geen algemene wet die al deze zeer uiteenlopende wetsbepalingen, waarvan ook dient gezegd dat ze relatief complex, zeldzaam en verouderd zijn, groepeert (7) .

Dat geldt ook voor de oprichting van een stichting van openbaar nut, waarvoor zeer strenge regels in acht moeten worden genomen met betrekking tot de oprichtingsformaliteiten, de controle op en het bestuur van de stichting, wat de oprichting van dergelijke instelling vanzelfsprekend niet aanmoedigt.

We herinneren er bijvoorbeeld aan dat de oprichting van een stichting, op straffe van nietigheid, moet worden vastgesteld bij authentieke akte (8) . Bovendien moeten de statuten van de stichting van openbaar nut worden goedgekeurd door de minister van Justitie, en wordt de rechtspersoonlijkheid verleend op de datum van het koninklijk besluit waarbij de stichting wordt erkend (9) .

Voor elke gift aan een stichting waarvan de waarde hoger is dan 100 000 euro is daarenboven machtiging door de Koning vereist (10) .

Particulieren en ondernemingen kunnen niet alleen via de oprichting van stichtingen of verenigingen zonder winstoogmerk, maar ook door giften aan een liefdadigheidsinstelling of culturele instelling als mecenas optreden. Die giften zijn krachtens de wet aftrekbaar, mits bepaalde voorwaarden in acht worden genomen.

Het moet bijvoorbeeld gaan om giften in geld, van minstens 30 euro. Het gaat enkel om giften aan bepaalde instellingen die bepaald worden in het wetboek van de inkomstenbelastingen of erkend zijn door de Koning, en tot slot zijn ze slechts aftrekbaar ten belope van 10 % van het totale netto inkomen, waarbij het totale bedrag niet hoger mag zijn dan 250 000 euro (11) . Die maximumgrenzen bedragen respectievelijk 5 % en 500 000 euro, wanneer het gaat om giften van een vennootschap (12) .

Uit die voorwaarden blijkt dat het alleen kan gaan om geldelijke giften, wat de andere vormen van mecenaat natuurlijk beperkt. Aangezien met de term « instellingen » alleen rechtspersonen worden bedoeld, is het bovendien blijkbaar uitgesloten dat men giften aan natuurlijke personen, zoals bijvoorbeeld kunstenaars, kan aftrekken.

Wanneer de voorwaarden voor aftrekbaarheid van de giften niet vervuld zijn, hebben ondernemingen of particulieren echter nog de mogelijkheid ze af te trekken als beroepskosten (13) .

De wet stelt hiertoe drie voorwaarden :

— het moet om beroepskosten gaan

— die werden gemaakt of gedragen tijdens de belastbare periode

— om de belastbare inkomsten te verwerven of te behouden.

We wijzen er nogmaals op dat het niet aan de belastingadministratie is te oordelen over de wenselijkheid of het nut van dergelijke uitgave. Het volstaat gewoon het bestaan en het bedrag van de uitgave te bewijzen met alle door het gemeen recht toegestane bewijsmiddelen, met uitzondering van de eed (14) .

Het is de administratie echter toegestaan geen rekening te houden met beroepsuitgaven of -kosten die overdreven veel hoger liggen dan de beroepsbehoeften.

In bepaalde gevallen mogen ondernemingen op dezelfde wijze giften aftrekken, op voorwaarde dat ze worden beschouwd als uitgaven voor reclame.

Zoals uit de definitie van de belastingadministratie blijkt, zijn dat alle uitgaven die « ertoe kunnen bijdragen de bloei van de zaak van de belastingplichtige te stimuleren, doordat ze aan het bestaan ervan grotere ruchtbaarheid geven en haar activiteiten in een gunstig daglicht plaatsen bij het publiek » (15) .

Maar « si l'on revient à l'intention première de l'entreprise de soutenir les arts, nous nous trouverons rarement dans ces conditions. Le champ de manœuvre est donc très restreint et l'on tombe rapidement dans le champ des libéralités, lesquelles, au titre de dépenses non admises, contribuent à la formation du bénéfice taxable au taux normal de l'impôt » (16) .

In elk geval blijft de mogelijkheid om dergelijke giften af te trekken als beroepsuitgaven of -kosten vrij onzeker en zal ze vaak afhankelijk zijn van de interpretatie van de belastingadministratie.

In een andere context staat de Belgische wet een onderneming evenmin toe de aankoop van een kunstwerk af te schrijven. Die mogelijkheid is immers uitgesloten omdat er geen sprake is van waardevermindering.

Toch is er een uitzondering op de afschrijvingsregels voor kunstwerken : ze behelst het bas- en haut-reliëf, de fresco's, de beelden of andere kunstwerken, op voorwaarde dat ze gemaakt worden door kunstenaars die in België verblijven en worden aangebracht in nog te bouwen beroepsgebouwen. « On le voit, ces conditions seront rarement remplies par les sociétés commerciales dont la construction du bâtiment — siège de leur exploitationn'est plus une priorité dans un monde économique de plus en plus virtuel et mobile » (17) .

Wanneer men dus de belangrijkste bepalingen in verband met het mecenaat in België bekijkt, kan men besluiten dat particulieren en ondernemingen uiteindelijk niet over veel wettelijke stimulansen beschikken om de cultuur in het algemeen te steunen.

Het doel van dit wetsvoorstel is daarom de leemten van het Belgisch recht terzake aan te vullen en de mecenassen meer mogelijkheden en voordelen aan te reiken dan met de huidige wetsvoorschriften mogelijk is.

Nu al hebben verscheidene Europese landen onlangs een wetgeving aangenomen die meer tot mecenaat aanzet.

In Frankrijk heeft de regering een plan voorgesteld om het mecenaat en de stichtingen nieuw leven in te blazen, wat heeft geleid tot de wet van 1 augustus 2003 betreffende het mecenaat en de stichtingen.

Die wet voorziet voor particulieren en ondernemingen in een extra vermindering van de inkomstenbelastingen en van de vennootschapsbelastingen, alsook in een verhoging van de toegestane limieten.

Daarenboven is het zo dat Frankrijk « a institué un système de dons d'œuvre d'art à l'État avec la possibilité d'amortir ces œuvres par les entreprises, permettant à l'État de financer et pourvoir en œuvre d'art ses musées » (18) .

Tevens zijn de fiscaliteit en de rechtsregels die van toepassing zijn op de stichtingen verlicht (korting op de vennootschapsbelasting, mogelijkheid om de opbrengst van aan de staat toegevallen nalatenschappen voor het vermogen van de stichting te bestemmen, enzovoort). Die voordelen vinden we op uiteenlopende manieren terug in de Spaanse, Duitse en Italiaanse wet.

In Duitsland bijvoorbeeld, bepaalt artikel 10, b), van de wet betreffende de inkomstenbelastingen dat de giften aan werken van algemeen belang aftrekbaar zijn van het belastbaar inkomen. Die regel geldt zowel voor giften in natura als voor geldelijke giften, ongeacht de rechtsstatus van de begunstigde organisatie. Aangezien de belastingaftrek begrensd is tot 10 % van het totale bruto inkomen, voorziet de wet in de mogelijkheid van een spreiding, die in bepaalde gevallen kan oplopen tot 7 jaar.

Tevens voorziet de wet van 14 juli 2000 in fiscale stimulansen voor giften aan stichtingen en vergemakkelijkt de wet van 15 juli 2002 de oprichting van stichtingen.

Spanje voorziet in belastingkredieten die tot 30 à 40 % kunnen oplopen, wanneer het gaat om giften voor het verwezenlijken van prioritaire programma's die door de wet betreffende de jaarlijkse financiën zijn bepaald. Giften in natura en geldelijke giften, maar ook schenkingen van rechten, zoals het vruchtgebruik van goederen of rechten, vallen onder de wet. Tevens heeft wet 49/2002 van 23 december 2002 de belastingregeling die geldt voor verenigingen zonder winstoogmerk aanzienlijk versoepeld.

Wet 50/2002 van 26 december 2002 vergemakkelijkt bovendien de oprichting en de werking van de stichtingen.

In Italië werd de fiscale regeling van toepassing op het mecenaat van ondernemingen versoepeld door de wet van 21 november 2000. Hierdoor is in een groter aantal gevallen fiscale aftrek toegestaan. Bovendien vereenvoudigt het decreet van 10 februari 2000 de erkenning van verenigingen en stichtingen.

Men ziet dat heel wat Europese landen uiteindelijk onlangs een wetgeving hebben aangenomen die ertoe strekt het mecenaat in het algemeen aan te moedigen. Bepaalde landen zijn zelfs echte baanbrekers en hun tijd vooruit. Nemen we het geval van Spanje, waar wet 49/2002 in de mogelijkheid voorziet om in de wet van de jaarlijkse financiën prioritaire programma's vast te leggen, bijvoorbeeld om bepaalde monumenten te restaureren, en waavoor de aftrek tot 40 % kan bedragen.

In de Verenigde Staten raamt men de inbreng van het mecenaat op ongeveer 217 miljard euro, wat 2,1 % van het BBP is, tegenover 0,09 % in Frankrijk (1,26 miljard euro) (19) .

In België bedraagt de inbreng van particulieren en ondernemingen via giften volgens de beschikbare cijfers ongeveer 50 miljoen euro (20) . Dat is heel pover vergeleken met de eerder vermelde cijfers.

Het is algemeen geweten dat heel wat culturele instellingen te lijden hebben van een schromelijk gebrek aan financiële middelen. Men wijst wat dat betreft op de budgettaire problemen van onze federale wetenschappelijke instellingen, die allerhande fraais bezitten dat deel uitmaakt van ons nationaal erfgoed.

Hierbij bieden betere fiscale stimulansen de mogelijkheid dat gebrek aan middelen toch gedeeltelijk te verhelpen.

Dit wetsvoorstel zal zeker het mecenaat stimuleren, door het nieuw leven in te blazen.

In Frankrijk wordt de restauratie van monumenten die tot het nationaal erfgoed behoren, reeds grotendeels gefinancierd door privé-kapitaal afkomstig van grote ondernemingen (21) .

Hetzelfde geldt voor de Verenigde Staten, waar de grote ondernemingen zich eveneens heel actief als mecenas gedragen. Men meent « qu'il fait intégralement partie de la stratégie de la majorité des entreprises, puissamment encouragées par une fiscalité particulièrement attrayante » (22) .

Op die manier kan België op zijn beurt zijn voordeel doen met een nieuwe houding van de ondernemingen, op voorwaarde dat ze fiscaal worden aangemoedigd, waardoor tegemoet kan worden gekomen aan heel wat verwachtingen van de culturele sector.

Daarom stellen wij voor de bestaande fiscale context aantrekkelijker te maken voor ondernemingen en particulieren die als mecenas willen optreden, zodat België kan streven naar een wetgeving die reeds heel wat andere landen van de Europese Unie hebben aangenomen.

TOELICHTING BIJ DE ARTIKELEN

Artikel 2

Met dit artikel wil men subsidies en prijzen anders behandelen dan de andere vormen van sponsoring.

Artikel 3

Omdat het belangrijk is een onderscheid te maken met het begrip « gift » aan musea of instellingen die door de wet worden opgesomd, strekt dit artikel ertoe toe te staan dat een uitgave in het kader van het mecenaat onder het begrip beroepskosten in de zin van artikel 52 van het WIB valt.

Met « uitgave van een mecenas » bedoelt men elke som die in geld of in de vorm van een bijdrage in natura of van een investering door een natuurlijk persoon of rechtspersoon wordt besteed ten gunste van kunstenaars of schrijvers of ten gunste van elke entiteit met als hoofddoel het ondersteunen en/of het behouden van de artistieke schepping, ongeacht haar rechtsstatus.

Overeenkomstig bovenstaande definitie zal de belastingaftrek plaatsvinden ongeacht de rechtsstatus van de begunstigde, zoals ook bepaald wordt in de wetgeving van heel wat Europese landen, zoals Duitsland en Nederland.

Uitgaven van een mecenas zijn immers vergelijkbaar met uitgaven van een sponsor en moeten dus op dezelfde manier worden behandeld, want — laten we er geen doekjes om winden — belangeloos mecenaat bestaat niet.

Artikel 4

Dit artikel bepaalt dat de uitgaven van een mecenas bij de begunstigde zullen worden belast als diverse inkomsten, die belastbaar zijn op basis van het nettobedrag ervan, tegen een ander tarief dan het gemeenrechtelijke dat geldt voor het totale belastbare inkomen.

Dit gebeurt enigszins in ruil voor het beschouwen van de uitgaven van de mecenas als beroepskosten in de zin van artikel 52 van het WIB.

Artikel 5

Punt A) van dit artikel strekt ertoe de bovengrens te doen vervallen, die is bepaald voor het niet door subsidies gedekte gedeelte van de uitgaven die de eigenaar van niet verhuurde gebouwde onroerende goederen of landschappen die zijn beschermd overeenkomstig de wetgeving op het behoud van Monumenten en Landschappen, heeft gedaan voor het onderhoud en de restauratie ervan, voor zover die onroerende goederen voor het publiek toegankelijk zijn.

De bedoeling daarvan is uiteraard uitgaven voor het behoud van het erfgoed aan te moedigen. De door de huidige wet opgelegde bovengrens is zinloos en is zo laag dat ze die bepaling helemaal uitholt.

Punt B) van dit artikel strekt ertoe toe te staan dat kunstwerken worden afgeschreven. Momenteel is dat wettelijk niet mogelijk, aangezien het ontbreken van waardevermindering die mogelijkheid uitsluit, behalve in de wettelijke uitzondering die in de toelichting wordt vermeld.

Om een kunstwerk te kunnen afschrijven, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan :

— het moet om het werk van een hedendaags kunstenaar gaan, zodat jonge kunstenaars kunnen worden aangemoedigd;

— de kunstenaar moet in een lidstaat van de Europese Unie verblijven;

— het kunstwerk kan slechts per jaar ten belope van 2 % van zijn aankoopwaarde, exclusief BTW, worden afgeschreven;

— de afschrijving is begrensd tot 5 % van het belastbaar inkomen.

Artikel 6

Deze bepaling strekt er eenvoudig toe de door de huidige wet toegestane aftrekbaarheidsgrens te verhogen en de overdracht toe te staan van de aftrekbare sommen die boven de vastgelegde grens uitkomen.

Artikel 7

Het fiscaal recht voorziet in verschillende aanslagvoeten naar gelang van de bedoelde categorie diverse inkomsten.

Dit artikel bepaalt dat de inkomsten uit mecenaat belast zullen worden tegen de afzonderlijke aanslagvoet van 33 %.

Artikel 8

Dit artikel strekt ertoe voor vennootschappen de aftrekbaarheid toe te staan van giften van kunstwerken.

Artikel 9

Zoals artikel 7 strekt dit artikel ertoe voor de rechtspersonen die aan de vennootschapsbelasting onderworpen zijn, het aftrekbare maximumbedrag van giften ten gunste van erkende en in het wetboek van de inkomstenbelastingen opgesomde instellingen te verhogen en de overdracht toe te staan van de aftrekbare sommen die boven de bovengrens uitkomen.

Deze wet voorziet in een percentage van 10 %, zoals de meeste Europese wetgevingen. Tevens biedt de toevoeging van de begrenzing van 5 per duizend van de omzet de stabiele vestigingen van buitenlandse vennootschappen die in België worden belast, eveneens de mogelijkheid aan de financiering van de cultuur deel te nemen. Vaak is de belastbare grondslag van die vestigingen zeer laag, wegens hun internationale belastingplanning.

Artikel 10

Het doel van dit artikel is de gedachtegang te volgen die ook aan artikel 5 ten grondslag ligt.

François ROELANTS DU VIVIER.
Stefaan NOREILDE.
Christine DEFRAIGNE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Dit wetsvoorstel regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 38, § 1, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatst gewijzigd door de wet van 28 april 2003, wordt aangevuld als volgt :

« 21º prijzen en subsidies die door Belgische of vreemde overheden of openbare instellingen zonder winstoogmerk, zijn toegekend aan kunstenaars en schrijvers. »

Art. 3

In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 52ter ingevoegd, luidende :

« Art. 52ter. — De uitgaven van een mecenas ten gunste van kunstenaars, schrijvers of elke entiteit met een culturele of artistieke roeping, ongeacht haar rechtsstatus, worden als beroepskosten aangemerkt. »

Art. 4

Artikel 90 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2001, wordt aangevuld als volgt :

« 11º de mecenaatsinkomsten die bij de schenker overeenkomstig artikel 52ter worden aangemerkt als beroepskosten. »

Art. 5

In artikel 104 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 22 december 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

A) in het 8º vervallen de woorden « tot ten hoogste 25 000 euro »;

B) het 10º, opgeheven bij de wet van 28 december 1992, wordt hersteld in de volgende lezing :

« 10º de aankoopwaarde, inclusief BTW, van een kunstwerk van een hedendaags kunstenaar die Europees fiscaal verblijfhouder is, ten belope van 2 % per jaar, op voorwaarde dat het bedrag niet hoger is dan 5 % van de belastbare grondslag van de belastingplichtige. De som die boven de grens van 5 % uitkomt kan gedurende een periode van maximum 5 jaar vanaf het jaar van de aankoop worden overgedragen. »

Art. 6

In artikel 109 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

A) de woorden « 250 000 euro » worden vervangen door de woorden « 500 000 euro »;

B) het artikel wordt aangevuld met de volgende volzin :

« Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt, wanneer de giften in de loop van een jaar hoger zijn dan 10 % van het totale netto-inkomen, het surplus achtereenvolgens naar de volgende jaren, tot en met het vijfde jaar, overgedragen en opent dit surplus onder dezelfde voorwaarden recht op belastingvermindering, onder de voorwaarden bepaald door de Koning. ».

Art. 7

Artikel 171, 1º, van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 9 juli 2004, wordt aangevuld als volgt :

« i) de mecenaatsinkomsten bedoeld in artikel 90. »

Art. 8

In artikel 199 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 26 maart 1999, worden de woorden « en van de in artikel 104, 5º, b), vermelde giften in de vorm van kunstwerken » geschrapt.

Art. 9

In artikel 200 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 22 december 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

A) De woorden « 5 % » worden vervangen door de woorden « 10 % van de nettowinst of 5 per duizend van de omzet ».

B) het artikel wordt aangevuld als volgt : « met de mogelijkheid het surplus van de gift gedurende een periode van maximum 5 jaar over te dragen, onder de voorwaarden bepaald door de Koning. ».

Art. 10

Artikel 202, § 1, van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 24 december 2002, wordt aangevuld als volgt :

« 6º subsidies toegekend door Belgische of vreemde overheden of openbare instellingen zonder winstoogmerk voor het behoud van het kunsterfgoed. ».

14 januari 2005.

François ROELANTS DU VIVIER.
Stefaan NOREILDE.
Christine DEFRAIGNE.

(1) Valérie Simonart, « L'entreprise et le mécénat », RDC, 1992, blz. 579.

(2) Valérie Montens, « L'évolution du mécénat culturel en Belgique au XIXe et XXe siècles », La Revue générale, 1996, blz. 9-15.

(3) Valérie Montens, op. cit., blz. 9-15.

(4) Ibidem.

(5) Valérie Montens, op. cit., blz. 9-15.

(6) Valérie Simonart, op. cit., blz. 580-581.

(7) Colette Plasman, « L'art, la fiscalité et l'entreprise » in L'Écho van 4 december 2003.

(8) Artikel 27 van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen.

(9) Artikel 29, § 2 van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen.

(10) Artikel 33 van de wet van 27 juni 1921.

(11) Artikel 109 van het WIB.

(12) Artikel 200 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

(13) Colette Plasman, « L'art, la fiscalité et l'entreprise » in L'Écho van 4 december 2003.

(14) Pierre Dubois, « Régime fiscal des interventions en faveur d'artistes », Revue Générale, 1996.

(15) Comm. WIB. nr. 52/206.

(16) Colette Plasman, « L'art, la fiscalité et l'entreprise » in L'Écho van 4 december 2003.

(17) Colette Plasman, « L'art, la fiscalité et l'entreprise » in L'Écho van 4 december 2003.

(18) Ibidem.

(19) Cijfers van 2001 uit het persdossier van 17 december 2002 dat in Frankrijk werd voorgesteld bij het plan om het mecenaat en de stichtingen nieuw leven in te blazen.

(20) Cijfers afkomstig van de verenigingen die lid zijn van het CEREC, voor 1998/1999 en alleen voor Vlaanderen.

(21) Cartier, Paribas, La Société Générale, enzovoort.

(22) Guy De Wouters, « Perspectives du mécénat d'entreprise en Europe », Revue générale, 1996.