3-942/1

3-942/1

Belgische Senaat

ZITTING 2004-2005

1 DECEMBER 2004


Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen

(Ingediend door de heer Philippe Moureaux c.s.)


TOELICHTING


Oorlogstoestanden, milieurampen en wijdverbreid geweld brengen er jaarlijks duizenden mensen toe om hun land te verlaten en een toevlucht te zoeken in veilige gastlanden.

In de jaren negentig is het aantal vluchtelingen toegenomen, vooral vanwege de etnische en religieuze conflicten en de botsingen tussen gemeenschappen. In 1994 heeft in één maand tijd meer dan een derde van de Rwandese bevolking het land verlaten. Tussen 1992 en 1994 zijn in voormalig Joegoslavië twee miljoen mensen ontheemd geraakt en bijna 500 000 hebben een toevlucht gevonden in het buitenland. Recenter zijn 450 000 Kosovaarse Albanezen moeten vluchten voor de vervolgingen door Servische veiligheidstroepen. Onlangs nog zijn mensen gevlucht voor conflicten of vervolgingen in Angola, Burundi, Sierra Leone, Irak, Afghanistan, enz.

Het laatste decennium is ook gekenmerkt door een enorme toename van het aantal ontheemden. Objectief gezien is hun situatie dezelfde als die van de vluchtelingen volgens de definitie uit het Verdrag van Genève van 1951, maar zij beantwoorden niet aan alle criteria van die definitie. Deze vorm van tijdelijke bescherming die ertoe strekt om mensen op te vangen bij een massale toestroom van ontheemden, is al meermaals op basis van omzendbrieven (1) gebruikt om bescherming te bieden aan inwoners van de voormalige republiek Joegoslavië, aan Rwandezen, Bosniërs en Kosovaarse vluchtelingen.

Veel van die mensen zijn nu terug in hun land van herkomst, met name dankzij de vele repatriëringsprogramma's van het Hoog Commissariaat voor de vluchtelingen van de VN. Sommigen onder hen zullen echter nooit naar hun land terugkeren.

Daarom hebben vele gastlanden (2) deze mensen toegestaan om zich definitief op hun grondgebied te vestigen.

Om de fundamentele rechten en de menselijke waardigheid te eerbiedigen, stelt de indiener van het wetsvoorstel voor de situatie te regulariseren van personen die een tijdelijke bescherming genieten of hebben genoten en van wie de meesten nu in een onzekere verblijfssituatie leven of zelfs illegaal in het land verblijven.

Dit voorstel strekt er dus toe een definitief verblijfsrecht toe te kennen aan personen die tijdelijke bescherming genieten of hebben genoten, hetzij op basis van hoofdstuk IIbis van Titel II van de wet van 1980 hetzij op basis van een richtlijn van de bevoegde overheid.

Zoals hierboven uiteengezet is de tijdelijke bescherming al meermaals door de Belgische overheid toegekend op basis van gewone richtlijnen. In die richtlijnen zijn de krachtlijnen vastgesteld van het beleid van de minister ten aanzien van personen die om etnische of politieke redenen worden vervolgd of verdreven, waarbij hen een doelmatige opvang en bescherming worden verzekerd die te vergelijken zijn met het asiel, maar dan tijdelijk.

Ondertussen is echter een Europees systeem uitgewerkt zodat het stelsel van de tijdelijke bescherming een wettelijke grondslag moet krijgen en alle aspecten voor de toekomst moeten worden geregeld.

Daarom is onlangs een hoofdstuk IIbis ingevoegd in de wet van 15 december 1980 (3), dat strekt tot de omzetting van richtlijn 2001/55/EG (4), die minimumnormen vaststelt voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van een massale toestroom of imminente massale toestroom van ontheemden naar EU-lidstaten ten gevolge van ernstige gebeurtenissen in hun land of regio van herkomst.

De regeling inzake tijdelijke bescherming uit hoofdstuk IIbis is tot nog toe niet gebruikt. Volgens de richtlijn kan de tijdelijke bescherming slechts worden geboden nadat de Raad van de Europese Unie in een besluit vaststelt dat er sprake is van een massale toestroom van ontheemden. De Raad heeft zo'n besluit tot nog toe niet genomen.

De indiener heeft dit voorstel onder andere ingediend omdat hij zich vragen stelt bij het feit dat als vluchteling erkende asielzoekers een machtiging tot verblijf van onbeperkte duur krijgen, terwijl personen die tijdelijke bescherming genieten alleen een verblijfstitel van bepaalde duur kunnen krijgen (6 maanden voor Kosovaren, een jaar voor mensen die de tijdelijke bescherming bedoeld in artikel 57/29 genieten). Dat lijkt hem onbillijk omdat vele van deze personen niet in aanmerking komen voor de status van vluchteling in de zin van het Verdrag van Genève, terwijl de toestand in hun land even ernstig is (oorlogstoestand, politiek geweld, wijdverbreide schendingen van de mensenrechten, ...).

Het probleem is dat zodra de opvangtermijn verlopen is, dergelijke personen illegaal in België verblijven tenzij ze tijdig hebben gezorgd voor een andere verblijfstitel, bijvoorbeeld door de status van politiek vluchteling aan te vragen.

De bescherming van Kosovaren bijvoorbeeld is afgelopen op 2 maart 2000, waarna zij gedwongen waren om naar hun land van herkomst terug te keren. De meesten zijn teruggekeerd, sommigen niet. Nog anderen hebben een asielaanvraag ingediend en zijn in afwachting van het resultaat op het grondgebied gebleven.

Het zou dan ook absoluut onmenselijk zijn om die ontheemden nu nog naar hun land van herkomst terug te sturen. De bindingen met het land van herkomst zijn vaak verzwakt. De meeste ontheemden zijn trouwens alles verloren in hun land van herkomst (familie, vrienden, woning, werk, ...) en zijn nu in België verankerd.

Velen hebben een sociaal leven opgebouwd en hebben nauwe bindingen met de Belgische samenleving, zowel affectief als cultureel en economisch. Die duurzame sociale bindingen in België vormen volgens de indiener de basis voor een verzoek tot definitieve vestiging.

De duurzame bindingen kunnen worden afgeleid uit de gegevens die de aanvrager verschaft aangaande zijn deelname aan het sociale leven in België (schoolgaande kinderen, gezinssituatie, beroepsactiviteit, vormingsmogelijkheden ...). Zo kunnen ze aantonen dat ze zich in onze maatschappij willen integreren, wat een tolerante aanpak van hun situatie en een beter begrip van hun moeilijkheden zal vergemakkelijken.

Men mag de illegaliteit ook niet in de hand werken door de machtiging tot verblijf in België te weigeren aan wie aantonen dat zij niet naar hun land van herkomst kunnen terugkeren, wat het geval is voor bepaalde ontheemden als de oorzaak van hun vertrek nog niet is verdwenen en de politieke situatie of de conflicten in hun land blijven duren.

Wat meer bepaald de Kosovaren betreft, heeft de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa vanwege de onstabiele en onveilige situatie in Kosovo na de gebeurtenissen van maart 2004, verklaard : « L'on est encore loin d'un Kosovo où chaque membre de chaque communauté aurait la faculté de vivre dans un milieu sûr et stable et de se déplacer librement (5) ».

Om al die redenen moet een recht op verblijf van meer dan drie maanden worden toegekend aan vreemdelingen die tijdelijke bescherming genieten of hebben genoten en die meer dan vier jaar op het Belgisch grondgebied verblijven (drie jaar als het gaat om een gezin met minderjarige kinderen die de leeftijd hebben om naar school te gaan) en die in ons land duurzame sociale bindingen hebben ontwikkeld.

De indiener wijst er ook op dat België geen enkel alternatieve humanitaire status kent ter bescherming van personen die hun land van herkomst zijn ontvlucht, hetzij vanwege een burgeroorlog, hetzij omdat ze vrezen voor hun leven, hun veiligheid of voor hun lichamelijke en geestelijke integriteit, ...

De indiener verheugt zich er dan ook over dat het voorstel van richtlijn, dat met name tot doel heeft een subsidiaire beschermingsstatus in het leven te roepen naast de klassieke status van vluchteling, op 29 april 2004 door de Raad van de Europese Unie is goedgekeurd (6). Om dat soort situaties in de toekomst te voorkomen, vraagt indiener dat de regering deze Europese richtlijn die een beschermingsstatus biedt ter aanvulling van die uit het Verdrag van Genève, zo snel mogelijk in Belgisch recht zou omzetten.

Er moet dringend een status worden ingevoerd voor personen die weliswaar niet in aanmerking komen voor de status van vluchteling, maar die toch niet naar hun land van herkomst kunnen terugkeren zonder zich bloot te stellen aan onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

De indiener ziet ten slotte in dit wetsvoorstel de bevestiging van de Belgische solidariteit ten aanzien van deze arme mensen die dramatische situaties op menselijk vlak beleven.

De solidariteit, de vrijheid en de gelijkheid, die essentiële waarden zijn in een democratie, eisen dat wij die ontredderde personen op het Belgisch grondgebied verwelkomen.

Het Hoog Commissariaat voor de vluchtelingen van de VN heeft toegegeven dat een aantal vluchtelingen nooit meer naar hun land van herkomst zullen terugkeren en heeft de gastlanden gevraagd zich genereus op te stellen en hen toe te staan om zich definitief op hun grondgebied te vestigen.

Philippe MOUREAUX.
Staf NIMMEGEERS.
Sfia BOUARFA.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In titel II van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wordt een hoofdstuk IIter ingevoegd, dat een artikel 57/37 bevat, luidende :

« Hoofdstuk IIter. — Verblijf van meer dan drie maanden voor de vreemdelingen die tijdelijke bescherming genieten.

Art. 57/37. — Van rechtswege is tot een verblijf van meer dan drie maanden in het Rijk toegelaten, de vreemdeling die tijdelijke bescherming geniet of heeft genoten met toepassing van hoofdstuk IIbis of van een ministeriële richtlijn, die gedurende vier jaar ononderbroken in België verblijft — die termijn wordt teruggebracht tot drie jaar voor vreemdelingen met één of meer minderjarige kinderen ten laste — en die duurzame sociale bindingen heeft ontwikkeld.

De vreemdeling van wie de minister of zijn gemachtigde oordeelt dat hij een gevaar betekent voor de openbare orde of de nationale veiligheid, is uitgesloten van de toepassing van dit artikel. ».

17 november 2004.

Philippe MOUREAUX.
Staf NIMMEGEERS.
Sfia BOUARFA.

(1) Richtlijnen van 18 september 1992 betreffende het verblijf en de arbeidsvergunning van inwoners van de voormalige republiek Joegoslavië; omzendbrief van 13 juni 1994 betreffende de toegang tot en het verblijf in het Rijk van de Rwandese onderdanen; omzendbrief van 27 oktober 1997 betreffende het verlenen van een machtiging tot verblijf voor onbeperkte duur aan Bosnische ontheemden die op het Belgisch grondgebied verblijven en omzendbrieven van 19 april, 11 mei en 17 mei betreffende het bijzonder statuut van tijdelijke bescherming van Kosovaarse vluchtelingen.

(2) Met name Noorwegen, Zweden, Canada, de Verenigde Staten, Australië.

(3) Wet van 18 maart 2003 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (Belgisch Staatsblad van 11 april 2003).

(4) Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 juli 2001 betreffende de minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanningen van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.

(5) Resolutie 1375 goedgekeurd door de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa op 29 april 2004.

(6) Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derdelanden en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft en de inhoud van de verleende bescherming — Publicatieblad L 304 van 30 september 2004, blz. 0012-0023.