2-1011/1 | 2-1011/1 |
25 JUNI 2002
De commissie heeft besloten verslag uit te brengen over het visumbeleid en de administratieve behandeling van vreemdelingen die op het Belgisch grondgebied verblijven. Dit als een gevolg van het feit dat verschillende commissieleden herhaaldelijk hebben gewezen op problemen in verband met de duur en de niet welomschreven criteria om een visum te verkrijgen, de gebrekkige dienstverlening van de betrokken instellingen naar de aanvrager toe en het gebruik van de visumprocedure als een bijkomende poort tot migratie.
De commissie heeft daarom een aantal vergaderingen georganiseerd met de heer Schewebach, administrateur-generaal van de Dienst Vreemdelingenzaken tijdens welke een aantal van die problemen besproken werden.
Sommige commissieleden hebben ook andere problemen aangekaart zoals het dragen van een hoofddoek op identiteitsfoto's en andere punten waarvoor de minister van Binnenlandse Zaken bevoegd is zoals bijvoorbeeld de vermelding « verstoting » op de identiteitspapieren.
De commissie heeft dit verslag voorbereid tijdens haar vergaderingen van 16 januari, 19 februari, 19 maart, 23 april, 28 mei 18 en 25 juni 2002.
De heer Schewebach snijdt twee grote problemen aan :
de snelheid waarmee de visa gewoonlijk worden afgegeven;
de gezinshereniging en in het bijzonder de misbruiken die op dit terrein en in andere sectoren worden vastgesteld.
2.1.1. De snelheid waarmee de visa worden afgegeven
Met het oog op een snellere procedure voor de afgifte van visa heeft de Dienst Vreemdelingenzaken in samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken in 2001 verschillende maatregelen genomen :
26 posten in het buitenland werden uitgerust met computers en staan thans elektronisch in verbinding met de Dienst Vreemdelingenzaken;
de inschakeling van computers op de visumdiensten sedert juni 2001 die evenwel gepaard moeten gaan met de opleiding van het personeel dat vertrouwd moet worden gemaakt met de nieuwe werkmethoden;
een versterking van de dienst inlichtingen teneinde de administratie toegankelijker te maken;
het ontwerpen van een internetsite « Visa » die het mogelijk maakt om, telkens wanneer een visum wordt aangevraagd op een van de 26 bovenvermelde posten, het dossier te raadplegen door middel van de invoering van de plaats waar de diplomatieke post zich bevindt en het visumnummer; op deze site zijn evenwel geen andere inlichtingen te vinden dan numerieke gegevens, zodat een schending van het privé-leven onmogelijk is;
een grotere beslissingsbevoegdheid voor de afzonderlijke posten en de brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de minister van Buitenlandse Zaken waarin de procedure wordt beschreven die moet worden gevolgd om een visumaanvraag te behandelen.
2.1.2. De gezinshereniging in het bijzonder en de misbruiken die op dit gebied en in andere sectoren worden vastgesteld
Gezinsherenigingsproblemen zijn kiese problemen omdat het zeer moeilijk is voor de administratie om uit te maken of een visum wordt aangevraagd met de bedoeling de regels inzake immigratie te omzeilen dan wel met ernstige bedoelingen.
Door bepaalde gebruiken in sommige landen zoals geregelde huwelijken, dit wil zeggen huwelijken die plaatshebben zonder dat de echtgenoten elkaar hebben ontmoet vóór de huwelijksvoltrekking, worden de zaken vaak nog ingewikkelder.
Er worden heel wat misbruiken vastgesteld. Om die te voorkomen, wordt voor een vreemdeling die geen onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie en die een visum aanvraagt met het oog op gezinshereniging, een controle in het land van herkomst voorzien.
De wachttijd die aan zo'n vreemdeling wordt opgelegd bedraagt immers één jaar en kan verlengd worden met vier maanden.
De wachttijd voor een vreemdeling die onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie bedraagt in dezelfde omstandigheden zes maanden.
Gedurende die wachttijd wordt de dienst vaak door de betrokkenen zelf ingelicht over gebeurlijke moeilijkheden.
Het gebeurt dat vrouwen misbruikt worden nadat zij een bruidsschat hebben betaald en er van samenwoning geen sprake is.
Vaak doen de moeilijkheden zich voor nadat de huwelijksakte is overgeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Sommige mannen verdwijnen nadat zij een verblijfsvergunning voor onbeperkte duur hebben gekregen. Sommige vrouwen zijn het slachtoffer van buitengewoon zware mishandeling. Wanneer de dienst hierover geïnformeerd wordt, beschermt hij de mishandelde vrouwen nadat een onderzoek werd ingesteld en een klacht werd ingediend.
De dienst stelt ook misbruiken vast met betrekking tot de burgerlijke stand, een aangelegenheid waarvoor eerder de minister van Justitie bevoegd is.
Het aantal misbruiken bij verstoting is evenwel niet groot. De burgerlijke stand heeft vaak moeilijkheden om de verstoting te registreren. Het gaat hier eigenlijk niet om een visumprobleem en de Dienst Vreemdelingenzaken is terzake niet bevoegd.
Met betrekking tot andere aspecten, zoals het dragen van een hoofddoek, verplicht een richtlijn de Dienst Vreemdelingenzaken een foto te vragen die het gezicht toont en een deel van het haar.
De machtiging om visa te verstrekken die aan de diplomatieke posten wordt verleend heeft slechts betrekking op korte verblijven. Het gaat om nauwelijks meer dan een derde van de visa omdat in bepaalde gevallen de posten contact moeten opnemen met de centrale administratie.
Dit is verplicht voor aanvragen afkomstig van bepaalde landen van herkomst, in het raam van de strijd tegen de clandestiene immigratie of tegen het terrorisme.
In een eerste stadium worden de stukken van een dossier overgezonden via e-mail voor de geïnformatiseerde posten en via de traditionele weg voor de andere posten.
De gegevens in de « papieren » stukken, die langs de traditionele weg worden verstuurd, moeten vervolgens elektronisch worden opgeslagen zodat men een eenvormig systeem krijgt.
De trage verwerking van bepaalde dossiers is te wijten aan deze fase. Dat zal nog verscheidene maanden blijven duren maar op termijn zullen de gegevens snel worden doorgegeven.
Er moeten nog andere stappen tussen de centrale administratie van het ministerie van Buitenlandse Zaken en de posten worden afgeschaft want nu moet de Dienst Vreemdelingenzaken nog via het computersysteem van die centrale administratie werken.
De heer Moureaux laakt de vaak extreme traagheid om mensen hun visum te geven terwijl er geen enkel probleem bestaat. Is dit negatief gedrag van de posten of een consistent beleid om de mensen te ergeren en ze te ontmoedigen om naar België te komen ? Waarom laat men de aanvragen zomaar aanslepen ?
Wat de huwelijken betreft, wordt de regel van een jaar niet in acht genomen wanneer er duidelijk sprake is van misbruik terwijl men in andere gevallen, waar de stabiliteit van het huwelijk werd vastgesteld, de mensen niet wil regulariseren. Op dat gebied past men de regels evenmin gezond toe maar gaat men veeleer willekeurig te werk.
Mevrouw Leduc ervaart eveneens dat mensen die terecht een visum vragen soms maanden moeten wachten. Zij meent dat een terechte en gemotiveerde visumaanvraag, waarbij alle vereiste documenten voorhandig zijn, binnen de kortste termijn moet worden afgehandeld.
Hoewel misbruiken uiteraard moeten worden bestreden is de Dienst Vreemdelingenzaken blijkbaar niet in staat het kaf van het koren te scheiden.
Deze situatie wordt al jaren aangeklaagd wat haar er toe noopt te besluiten dat een behoorlijke regeling zou moeten uitgedokterd worden, ook om schijnhuwelijken tegen te gaan. Daarbij moet de Dienst Vreemdelingenzaken de middelen vinden om efficiënter te werken.
Mevrouw Pehlivan wenst te vernemen wat de normale periode is voor de aanvraag van de verschillende visa. Zij kaart eveneens de problemen aan inzake de gezinshereniging van jonggehuwden. Tevens stipt zij aan dat ook mannen soms slachtoffer zijn van schijnhuwelijken. Sommige jonge vrouwen worden in het land van herkomst gehuwd, naar België meegebracht, en uiteindelijk door familieleden naar het land van herkomst teruggestuurd.
Mevrouw Nagy heeft het over onwaarschijnlijke toestanden, beleefd door Belgen of personen met een vreemde nationaliteit, die wettelijk op het grondgebied verblijven en waarvan de familieleden met een vreemde nationaliteit een toeristisch visum aanvragen om enkele dagen in België door te brengen. Waarom motiveert de dienst zijn weigeringen om een visum toe te kennen niet ?
Ze stelt ook vast dat men soms dagenlang naar de dienst moet bellen voor men een antwoord krijgt : men neemt niet op of de lijn is bezet. Men heeft de indruk dat de Dienst Vreemdelingenzaken systematisch de telefoon niet opneemt.
In bepaalde gevallen krijgt men de indruk dat het voor een vreemdeling gemakkelijker is een beroep te doen op een illegaal circuit om een visum te krijgen dan de normale procedure voor de aanvraag van een gezinsvisum te volgen.
De kwaliteit van de opvang in België of in de consulaten in het buitenland is eveneens vatbaar voor kritiek.
Mevrouw Bouarfa vraagt zich af of men nog toeristische visa verstrekt aan vreemdelingen die België wensen te bezoeken, zonder dat familieleden in België verblijven.
De procedure voor toeristische visa voor vreemdelingen die familieleden in België wensen te bezoeken is eveneens, is eveneens moeilijk te begrijpen. De dienst vraagt informatie die de privacy schendt terwijl de door de gemeente gelegaliseerde verbintenis tot tenlasteneming in principe moet volstaan.
Wanneer een aanvraag voor een toeristisch visum wordt ingediend, maakt de dienst ten onrechte een onderscheid in de behandeling, al naargelang de persoon die de vreemdeling wil opvangen, Belg is of buitenlander. Bovendien laat hij teveel tijd verstrijken, zodat bepaalde vreemdelingen eerder geneigd zijn een visum voor gezinshereniging aan te vragen dan een visum voor een toeristisch bezoek.
Ze stelt zich ook vragen bij de rol van de burgemeesters bij het uitreiken van visa.
De lange rijen voor bepaalde Belgische consulaten in het buitenland leiden tot onduldbare toestanden.
Mevrouw Bouarfa vraagt tevens :
of de verbindingscel tussen het kabinet van de minister van Binnenlandse Zaken en de Dienst Vreemdelingenzaken, die werd ingesteld onder de vorige regering, nog bestaat;
of bepaalde disfuncties bij de Dienst Vreemdelingenzaken niet een klimaat veroorzaken dat leidt tot misbruiken in verband met de problematiek van de « schijnhuwelijken »;
welk visumbeleid wordt gevolgd voor buitenlandse studenten ?
Ook de visa voor buitenlandse wetenschappers die in het raam van internationale onderzoekprogramma's werken, worden veel te moeilijk toegekend. België moet wat dat betreft een open land blijven.
Mevrouw Thijs stelt eveneens vast dat de toegang tot de Dienst Vreemdelingenzaken in 2001 niet verbeterd is ten opzichte van de situatie die ze eind 2000 heeft vastgesteld tijdens het bezoek van deze commissie. Waarom wordt er geen andere manier van ontvangst van telefoonoproepen georganiseerd ?
Zij stelt dat België wordt geconfronteerd met een nieuwe fase van mondialisering : steeds meer Belgen huwen met iemand uit het buitenland. Het is niet normaal dat de procedure daarvoor maanden of jaren aansleept en dit terwijl de Dienst Vreemdelingenzaken geen exhaustieve lijst van alle nodige documenten publiceert. Zij meent dat het snel duidelijk moet zijn wanneer het gaat om een schijnhuwelijk.
België houdt eveneens te weinig rekening met plaatselijke gewoonten, die niet per definitie een frauduleuze bedoeling hebben.
Ondanks veel beloften van de dienst en een zekere vooruitgang inzake de bereidwilligheid van de ambassades, is de behandeling van de dossiers in al die jaren niet verbeterd.
Mevrouw Kaçar wenst een toelichting over de opleiding van het personeel van de dienst.
Zij meent eveneens dat de behandeling van de telefoonoproepen moet worden gewijzigd.
Tevens wenst ze te vernemen of er een hervorming kan verwacht worden voor de visa op korte en lange termijn zodat ze binnen drie maanden in het land van aanvraag kunnen worden uitgereikt ?
Zij meent ook dat de visumaanvragen van buitenlandse artiesten, die in België wensen te werken in het kader van culturele activiteiten, meestal op een onwaardige manier worden behandeld. Er zou een cel moeten worden opgericht, met het oog op overleg tussen de Dienst Vreemdelingenzaken en de culturele sector, om die aanvragen zo snel mogelijk te beoordelen.
De willekeur van de Dienst Vreemdelingenzaken bij het oppakken van minderjarigen voor terugwijzing moet worden aangepakt.
Ten slotte meent zij dat de Dienst Vreemdelingenzaken geen onderscheid maakt tussen schijnhuwelijk en uithuwelijking. Op dit vlak zou een meer homogeen beleid moeten worden gevoerd.
De heer Dallemagne stelt vast dat de vermelde problemen een oud zeer zijn en vraagt of zij te maken hebben met tekortkomingen van de Dienst Vreemdelingenzaken dan wel of het om een georganiseerd beleid gaat.
Mevrouw Lizin schaart zich achter deze vraag en wenst te vernemen of de Dienst Vreemdelingenzaken de opdracht heeft gekregen tijd te winnen en zo weinig mogelijk visa uit te reiken.
De heer Schewebach antwoordt dat elk visum dat wordt uitgereikt, een controle vergt. Dat is net de essentie van een visum. Bij wijze van boutade stelt hij dat het probleem van de duur van de controles alleen kan worden opgelost door de visa af te schaffen.
Momenteel beschikt de dienst over onvoldoende personeel om dossiers snel te kunnen afhandelen. Er moet ook rekening worden gehouden met het werk van de diplomatieke en consulaire posten in het buitenland, waar de dienst geen vat op heeft. Er is wel vooruitgang geboekt : er worden brochures verdeeld en sedert kort bestaat er een website.
De heer Moureaux benadrukt dat in deze zaken vaak de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Buitenlandse Zaken gezamenlijk bevoegd zijn. Het gebeurt dat twee departementen elkaar de zwartepiet doorspelen over de te trage behandeling van een dossier. De verantwoordelijkheden van alle betrokkenen zouden duidelijker bepaald moeten worden.
Hij meent dat de soms slechte werking van de Dienst Vreemdelingenzaken te wijten is aan een « bureaucratische hel ».
Mevrouw Lizin vraagt of het raadzaam is alle Staatsdiensten die momenteel bevoegd zijn voor de uitreiking van visa, onder te brengen in een enkele dienst.
Mevrouw Nagy wenst te vernemen welke instructies momenteel van kracht zijn en welke procedures de Dienst Vreemdelingenzaken volgt bij de behandeling van de verschillende visumaanvragen.
De heer Schewebach zegt dat de laatste hand wordt gelegd aan een nota bestemd voor de diplomatieke en consulaire posten, die hierover erg volledig is.
Verder moeten de richtlijnen opgelegd aan het bestuur worden onderscheiden van de praktijk van het bestuur.
De ministers weten welke praktijken het bestuur toepast en aanvaarden die of sturen bij waar nodig.
De heer Moureaux meent dat het in 80 % van de gevallen een probleem van termijnen betreft. De uiteindelijke antwoorden zijn meestal gerechtvaardigd.
Wellicht moet er een gedragscode worden opgelegd waarin de termijnen worden beperkt door bijvoorbeeld een vermoeden van positief antwoord op te leggen als het bestuur binnen een vooropgestelde termijn nog niet heeft geantwoord.
De heer Schewebach wijst op de nota die hij voor de commissie heeft opgesteld, en die een vademecum bevat van de praktijken van de Dienst Vreemdelingenzaken (bijlage 1 van dit verslag).
2.2.1. De belangrijkste soorten visa
Er bestaan grosso modo twee soorten visa : de visa voor korte verblijven, dus zaken- en toeristenvisa, en visa voor langere verblijven, het visum D, van toepassing in het kader van gezinshereniging en voorlopige verblijfsvergunningen.
Wat de schijnhuwelijken betreft, preciseert de heer Schewebach dat de Belgische diplomatieke en consulaire posten in het buitenland momenteel geen visumaanvragen mogen weigeren die gebaseerd zijn op de gezinshereniging.
Daarom moet de Dienst Vreemdelingenzaken zelf heel wat dossiers behandelen die te maken hebben met gezinsherenigingen. Sedert enkele weken is er zelfs een verdubbeling van het aantal visumaanvragen op grond van gezinshereniging. Als bepaalde aspecten van een dossier twijfel doen rijzen over een huwelijk, kan de Dienst Vreemdelingenzaken besluiten dat er een onderzoek moet worden gevoerd. Op basis van veronderstellingen kan het parket echter niet vaststellen dat er sprake is van bedrog en dus niet met kans op succes eisen dat een huwelijk wordt ontbonden. Een leeftijdsverschil en het ontbreken van een gezamenlijke taal zijn onvoldoende als bewijs voor bedrog. De Dienst Vreemdelingenzaken moet dan ook een visum D afleveren dat recht geeft op een langdurig verblijf, gebaseerd op de gezinshereniging. Als de buitenlandse partner dan in België aankomt, laat de Dienst Vreemdelingenzaken meteen controleren of de betrokkenen effectief samenwonen en moet de gemeentelijke overheid een verslag opstellen. Als er twijfel bestaat kan de Dienst Vreemdelingenzaken ook een van de echtgenoten oproepen om uitleg te komen verschaffen. Door het hele werk dat daarmee gepaard gaat, kan deze procedure echter niet vaak worden toegepast.
Het gebeurt ook vaak dat getrouwde mensen in het buitenland scheiden, in België trouwen om een verblijfsvergunning te krijgen in het kader van de gezinshereniging, een tweede keer scheiden en hertrouwen met hun eerste echtgenoot of echtgenote.
Het is ook mogelijk dat een persoon die al een verblijfsvergunning heeft gekregen in het kader van de gezinshereniging, in België meermaals scheidt en hertrouwt en zo de opeenvolgende buitenlandse partners een verblijfsvergunning in het kader van de gezinshereniging bezorgt.
Artikel 40 van de wet van 15 december 1980 op de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen bevat geen enkele beperking van het recht op gezinshereniging van Belgen of onderdanen van de Europese Unie. Artikel 10, tweede en derde lid, van deze wet echter verhindert een uitdeinend effect van de gezinsherenigging voor niet-EU-onderdanen als hierboven beschreven.
Het verblijfsrecht op basis van de gezinshereniging bestaat dus niet voor een nieuwe buitenlandse partner van een niet-EU-onderdaan die zelf het verblijfsrecht in België heeft verkregen in het kader van de gezinshereniging.
Omdat er natuurlijk ook « echte » scheidingen bestaan beschikken niet-EU-onderdanen die in het kader van de gezinshereniging het verblijfsrecht hebben gekregen echter wel over de mogelijkheid de Dienst Vreemdelingenzaken te vragen zijn toestemming te geven voor het verblijf van een nieuwe partner in België.
Door deze mogelijkheid van gezinshereniging en omdat hij dus niet gehouden is aan de toepassing van een subjectief recht, kan de Dienst Vreemdelingenzaken alle onderzoeken voeren die hij nodig acht, zonder daarbij een termijn te moeten respecteren.
Wanneer een echtgenoot of echtgenote wordt verlaten die nog geen definitieve verblijfsvergunning heeft gekregen en wanneer het middel van de gezinshereniging wordt ingeroepen door een Belg of een onderdaan van de Europese Unie, geeft de Dienst Vreemdelingenzaken toelating aan de buitenlandse partner om gedurende vijf jaar op het grondgebied te verblijven krachtens artikel 40 van de wet van 15 december 1980 op de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Wanneer het middel van de gezinshereniging wordt ingeroepen voor een niet-EU-onderdaan, wordt het verblijfsrecht aan de buitenlandse partner verleend krachtens artikel 10 van dezelfde wet.
In deze gevallen kent de Dienst Vreemdelingenzaken het verblijfsrecht enkel toe als uit het onderzoek dat de gemeente moet instellen, blijkt dat de echtgenoten inderdaad samenwonen. Blijkt dit niet uit het onderzoek, dan krijgt de buitenlandse partner logischerwijze geen verblijfsvergunning, aangezien niet meer is voldaan aan de voorwaarden bepaald in de wet.
Bij de beoordeling van het dossier spelen niettemin ook andere aspecten mee als de duur van de procedure, een kind of echtelijk geweld.
Als het verblijfsrecht van de buitenlandse echtgenoot of echtgenote een subjectief recht is waar de wet in voorziet, kan de Dienst Vreemdelingenzaken hem of haar alleen maar het verblijfsrecht weigeren nadat hij het advies heeft gevraagd van de Commissie van advies voor de vreemdelingen. Dit advies wordt overgezonden aan de minister van Binnenlandse Zaken, die vervolgens de beslissing neemt.
Er zijn vragen gesteld over de bewijzen voor de afhankelijkheid die een bloedverwant in opgaande lijn moet leveren om zich op de gezinshereniging te kunnen beroepen bij een aanvraag tot vestiging op basis van artikel 40 van de wet van 15 december 1980. Het gebeurt vaak dat de afhankelijkheid niet of onvoldoende wordt bewezen en dat de aanvraag wordt afgewezen. Verwanten in opgaande lijn dienen vaak een aanvraag tot vestiging in op basis van de gezinshereniging om niet telkens een toeristenvisum te moeten aanvragen om naar België te komen. Als er geen enkel misbruik is vastgesteld en uit het dossier duidelijk blijkt dat de personen bekend zijn bij de bevoegde Belgische diplomatieke of consulaire post, kan de Dienst Vreemdelingenzaken momenteel krachtens het Verdrag van Schengen visa voor een kort verblijf afleveren die maximum drie jaar geldig zijn. Dit nieuwe administratieve gebruik komt tegemoet aan de vroeger geformuleerde bezwaren. Personen die voortaan een dergelijk visum kunnen krijgen, zullen zich niet langer om de zes maanden moeten aanmelden bij de bevoegde Belgische diplomatieke of consulaire post om een visum aan te vragen. Dit systeem is ook bedoeld voor zakenlui; er is dus geen beperking met betrekking tot de aard van het verblijf. Bovendien beschikt de Dienst Vreemdelingenzaken over een dossier van alle personen aan wie reeds een visum is afgeleverd. Wanneer zij een nieuw visum aanvragen, wordt hen dit zeer snel gegeven.
2.2.3. Politieke vluchtelingen
Een in België erkende vluchteling die Belg wil worden kan gegronde redenen hebben om bang te zijn om zelf contact op te nemen met de overheid van zijn land van herkomst, of om zijn familieleden dit te laten doen, om officiële documenten te verkrijgen. De Dienst Vreemdelingenzaken behandelt deze aanvragen meteen en op soepele wijze, op voorwaarde dat de verwantschap of de band tussen de betrokken personen kan worden vastgesteld. In dergelijke gevallen werkt de Dienst Vreemdelingenzaken vaak samen met niet-gouvernementele organisaties. Wanneer er een akkoord is, wordt er ambtshalve een visum gestuurd naar de bevoegde Belgische diplomatieke of consulaire post, zodat deze mensen niet moeten aankloppen bij hun eigen nationale overheid.
2.2.4. Organisatie van de Dienst Vreemdelingenzaken
Wat het verschil betreft tussen bureaus E en A van de Dienst Vreemdelingenzaken, legt de heer Schewebach uit dat het om eenvoudige organisatorische referenties gaat. Bureau E behandelt het verblijf van onderdanen van de Europese Unie en gelijkgestelde landen, terwijl bureau A zich bezighoudt met het verblijf van de andere burgers. Bureau F op zijn beurt behandelt alleen het verblijf van buitenlandse studenten uit de hele wereld, ongeacht of zij uit de Europese Unie komen of niet.
Wat de communicatie en de motivering van de beslissingen tot weigering van de Dienst Vreemdelingenzaken betreft, bepaalt de wet van 15 december 1980 dat de individuele akten met redenen omkleed moeten zijn. De wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur heeft deze verplichting veralgemeend. Deze bepalingen hebben tot gevolg dat de beslissingen tot weigering alleen aan de aanvrager kunnen worden meegedeeld en niet aan derden, tenzij die gemachtigd zijn om ze in ontvangst te nemen. Indien een visum bijvoorbeeld geweigerd wordt omdat men de solvabiliteit van de persoon die borg staat, niet heeft kunnen aantonen, dan kan uiteraard de persoon die borg staat over het probleem worden ingelicht.
Wat de slechte bereikbaarheid van de dienst « Visa » en andere diensten betreft, geeft de heer Schewebach toe dat het inderdaad erg moeilijk is deze diensten te bereiken, omdat het aantal oproepen zoveel groter is dan de mogelijkheden om ze te beantwoorden. Er moet immers een evenwicht gevonden worden tussen de tijd die aan de dossiers wordt besteed en de tijd die men uittrekt om de telefonische oproepen te beantwoorden. De Dienst Vreemdelingenzaken geeft momenteel voorrang aan de behandeling van de dossiers, wat veel kritiek oproept. Er wordt gepoogd de situatie te verbeteren door meer personeel toe te wijzen aan de dienst « Visa » en door gebruik te maken van informatica. Het zal echter nog verschillende maanden duren voor de nieuwe personeelsleden efficiënt zullen kunnen werken. De Dienst Vreemdelingenzaken wacht nog op krachtiger computerservers, wat een snellere reactie mogelijk zal maken. Wanneer het mogelijk wordt om via de computer onmiddellijk antwoord te krijgen, zal het voor de Dienst Vreemdelingenzaken ook mogelijk zijn om sneller de telefoon te beantwoorden. De vertraging maakt alle problemen natuurlijk nog dringender. Een eerste reeks maatregelen bestond in een uitbreiding van het personeel van het « Bureau Onthaal » : 80 % van de bezoekers komt immers in verband met visa.
Ook vergeten veel mensen dat de Dienst Vreemdelingenzaken eigenlijk behalve waar het de asielprocedure betreft een gesprekspartner op tweedelijns niveau is. De eerstelijns opvang bestaat immers uit de Belgische diplomatieke of consulaire posten in het buitenland en uit de gemeenten. De Dienst Vreemdelingenzaken moet, wanneer men hem inschakelt, « eerstelijns » informatie opzoeken. De diplomatieke of consulaire posten kunnen momenteel ambtshalve visa uitreiken. De diplomatieke posten kunnen bijvoorbeeld ambtshalve een visum uitreiken voor een verblijf van minimum drie maanden, aan studenten die over een volledig dossier beschikken, in zoverre zij niet afkomstig zijn van een land dat als « risicovol » wordt beschouwd met betrekking tot de veiligheid of de immigratie. Hij geeft wel toe dat de diplomatieke of consulaire posten soms nog te terughoudend zijn.
De minister voor Binnenlandse Zaken bereidt momenteel een richtlijn voor die zal worden doorgestuurd naar de minister voor Buitenlandse Zaken en die op zeer precieze wijze vastlegt in welke omstandigheden de diplomatieke posten al dan niet een visum mogen afgeven. Tot op heden mochten zij dit niet weigeren maar moesten zij zich beperken tot de opmerking dat het dossier niet volledig was.
De heer Schewebach is bereid om te onderzoeken in hoeverre het haalbaar is ook in andere gevallen ambtshalve visa uit te reiken, indien de senatoren dit wensen.
Mevrouw Bouarfa vindt dat een visum ambtshalve moet kunnen worden uitgereikt in het geval van gezinshereniging. Mevrouw Lizin en mevrouw Bouarfa vinden dat dit ook moet kunnen voor een buitenlander die in het bezit is van een werkvergunning.
De heer Schewebach is van mening dat het in het eerste geval moet gaan om een gezinshereniging met betrekking tot Belgen of onderdanen van de Europese Unie. Hij verduidelijkt dat de diplomatieke of consulaire posten voor het ambtshalve uitreiken van een visum niet verplicht zijn om het advies van de Dienst Vreemdelingenzaken te vragen, zelfs als zij dit soms doen wat trouwens een probleem vormt. De houding van de diplomatieke of consulaire posten hangt af van de verantwoordelijke diplomaat. Sommigen onder hen vragen de Dienst Vreemdelingenzaken om zaken na te kijken, meer bepaald op het vlak van de gezinshereniging, waar men veel misbruiken vaststelt.
De heer Schewebach beantwoordt vervolgens de vragen in verband met de behandeling van de visum-aanvragen en de manier waarop zij worden overgezonden. De Dienst Vreemdelingenzaken ontvangt de visum-aanvragen voor korte verblijven van de diplomatieke of consulaire posten die over informatica-materiaal beschikken, langs elektronische weg. De aanvragen worden bij de Dienst Vreemdelingenzaken automatisch gecodeerd. De aanvragen voor visa van meer dan drie maanden worden door de diplomatieke en consulaire posten die geïnformatiseerd zijn ook op elektronische wijze doorgestuurd, maar de « papieren » versie van die aanvragen moet nog volgen omdat het in de huidige omstandigheden nodig blijft om die te kunnen raadplegen. Dit geeft aanleiding tot bijkomende vertraging, aangezien de Dienst afhangt van de snelheid van de post en het doorsturen van deze documenten per diplomatieke post. Wanneer de diplomatieke of consulaire post geïnformatiseerd is, antwoordt de Dienst Vreemdelingenzaken per elektronische weg. Er zijn momenteel een aantal problemen, aangezien er is vastgesteld dat 4 % van de antwoorden niet ter bestemming komen. De Dienst Vreemdelingenzaken en het ministerie van Buitenlandse Zaken zijn op zoek naar de oorzaak van deze toestand.
2.2.5. De follow-up van de negatieve beslissingen van de Dienst Vreemdelingenzaken
De heer Schewebach wijst er op dat deze negatieve beslissingen eerst en vooral gevolgd worden door de diplomatieke of consulaire posten. Men moet evenwel een onderscheid maken tussen de soorten beslissingen die worden genomen.
Soms geeft de Dienst Vreemdelingenzaken zijn eenvoudig en onvoorwaardelijk akkoord om de procedure te versnellen en pendelen te voorkomen. Dat is het snelste akkoord.
Er bestaan ook voorwaardelijke akkoorden : de post kan een visum uitreiken mits een of ander document wordt overhandigd. Betrokkene moet daar dan door de post over worden geïnformeerd. De diplomatieke of consulaire post bevindt zich soms op honderden kilometers van de woonplaats van betrokkene. Er zijn landen waar België geen diplomatieke of consulaire post heeft maar waarvoor een post in een ander land bevoegd is. Soms tekenen ereconsuls een aanvraag op en bezorgen ze aan de hoofdpost. Het gebeurt ook dat diplomatieke of consulaire posten van landen die onze partner zijn in de Schengenakkoorden bereid zijn met de Dienst Vreemdelingenzaken samen te werken. Dat systeem wordt echter niet door de Dienst Vreemdelingenzaken beheerd maar door de minister van Buitenlandse Zaken.
Wanneer elementen uit het dossier aanleiding geven tot het voeren van een onderzoek, wordt de instructie tot schorsen aan de bevoegde post gegeven. Het onderzoek wordt dan versneld, vaak door bemiddeling van het gemeentebestuur. De Dienst Vreemdelingenzaken neemt een beslissing nadat het onderzoek is afgesloten.
In verband met de identificatie van de ambtenaar die belast is met de behandeling van het dossier op de ambassade, wijst de heer Schewebach erop dat er kenmerken op de staat staan, soms van de consul of van de diplomaat die het visum heeft uitgereikt, maar dat de Dienst Vreemdelingenzaken bijna nooit de naam van de diplomatieke of consulaire ambtenaar kent die belast is met de behandeling van de aanvraag.
Mevrouw Bouarfa meent dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen een behandelend ambtenaar en een ambtenaar belast met het doorgeven van een aanvraag. Wanneer een aanvraag gewoon wordt overgezonden door een diplomatieke of consulaire post aan de Dienst Vreemdelingenzaken, tekent de behandelend ambtenaar van de diplomatieke of consulaire post het document van overdracht nu eens wel en dan weer niet.
De heer Moureaux denkt dat de logica van de wetgeving op de bekendmaking van de administratieve handelingen met zich brengt dat de naam van de ambtenaar die in een diplomatieke of consulaire post belast is met het overdragen van een aanvraag aan de Dienst Vreemdelingenzaken, door die dienst gekend is. Hier mag niet op woorden worden gespeeld : een dossier overdragen, behoort tot de behandeling ervan.
Mevrouw Bouarfa zegt dat het computersjabloon voor overdracht van de visumaanvragen niet toestaat dat de naam van een ambtenaar van een diplomatieke of consulaire post wordt vermeld. De minister van Buitenlandse Zaken moet de velden hiertoe veranderen.
De heer Moureaux denkt dat het normaal is dat het sjabloon voor elektronische overdracht van die aanvragen wordt veranderd, zodat dit gegeven kan worden vermeld. Indien men een transparante administratie wil naar de buitenwereld toe, dan is a fortiori transparantie nodig binnen de administratie zelf. Hij denkt dat de minister van Buitenlandse Zaken hierover een aanbeveling moet krijgen.
2.2.6. Bijzondere problemen met diplomatieke of consulaire posten
De heer Schewebach beantwoordt de vragen over bijzondere problemen met diplomatieke of consulaire posten. Hij veronderstelt dat die vragen gaan over wat in Casablanca is gebeurd.
Hij herinnert eraan dat de Dienst Vreemdelingenzaken bevoegd is voor dossiers maar niet voor het consulair personeel. Indien er problemen zijn met de behandeling van de dossiers, zendt hij een klacht naar de Directie-generaal Consulaire Zaken van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Het gebeurt dat de diplomatieke of consulaire posten twijfels uiten over de waarachtigheid van het doel van het verblijf, zelfs over de betrouwbaarheid van documenten, vooral bij gezinshereniging. Wanneer een diplomatieke of consulaire post aantoont dat hij valse documenten heeft gekregen, weigert de Dienst Vreemdelingenzaken uiteraard ze in aanmerking te nemen. Indien het geen vervalsing is en de Dienst Vreemdelingenzaken geconfronteerd wordt met de gevolgen van nationale gewoonten of wetgevingen, dan is het voor de dienst zeer moeilijk om te weigeren gevolg te geven aan de aanvraag. Het gebeurt dan dat de diplomatieke of consulaire post kritiek heeft op de beslissing van de Dienst Vreemdelingenzaken. De dienst moet overigens de rechten respecteren die in de wet zijn vastgelegd.
Bij kennelijk misbruik tijdens het verblijf in België, wanneer bijvoorbeeld het samenwonen niet op korte termijn plaatsvindt, kan de Dienst Vreemdelingenzaken echter optreden en de vestiging weigeren. De procedure hiervoor is log en traag en dus weinig efficiënt. In plaats van een Commissie van advies voor vreemdelingen die vijf of zes dossiers per week behandelt, moet er een andere, veel snellere structuur komen.
Mevrouw Lizin stelt dikwijls vast dat jonge vrouwen, die min of meer vrijwillig in het buitenland getrouwd zijn, naar België terugkeren met hun echtgenoot, die dan spoedig verdwijnt zodra hij zijn eerste verblijfsdocumenten ontvangen heeft.
De heer Moureaux heeft in zijn gemeente soortgelijke praktijken vastgesteld en vraagt hoe men efficiënt kan optreden nadat mensen op die manier bedrogen werden. Volgens hem moet de oplossing minder gezocht worden in de nietigverklaring van het huwelijk dan in de intrekking van de verblijfsvergunning van de kwaadwillige echtgenoot en het vermijden van de definitieve regularisatie van zijn verblijf.
De heer Schewebach antwoordt dat dit een zeer moeilijk dossier is. Misschien zou het goed zijn als de huwelijkswetgeving minder laks was. Soms weigert de Dienst Vreemdelingenzaken mensen het recht om zich in België te vestigen; hij geeft hen dan een document dat hen geen enkel recht verleent, behalve het verblijf in afwachting van hun verschijning voor de Commissie van advies voor vreemdelingen. De Dienst Vreemdelingenzaken vraagt het gemeentebestuur een verslag op te stellen om na te gaan of de gehuwden samenwonen. Indien een langdurige samenwoning ongeveer één jaar wordt vastgesteld, mag men zich beroepen op de jurisprudentie van de Commissie van advies voor vreemdelingen om de beslissing tot weigering van het verblijf van de echtgenoot in te trekken. Indien echter geen langdurige samenwoning wordt vastgesteld, bestaat er geen bevredigende oplossing, aangezien de Commissie van advies voor vreemdelingen er momenteel gemiddeld twee jaar over doet om een zaak af te ronden.
Mevrouw Bouarfa meent dat de wet huwelijken in het buitenland niet a priori als bedrieglijk mag bestempelen, omdat de bedrogen echtgenote dan het risico loopt niet meer de ontbinding van het huwelijk te kunnen vragen via de normale echtscheidingsprocedure.
2.2.7. Trage behandeling van de asielaanvragen
Mevrouw Pehlivan heeft aan de heer Schewebach een lijst van visa-aanvragen voorgelegd, waarop de indieners nog geen antwoord hebben gekregen, hoewel ze sinds vijf of zes maanden zijn ingediend. Zij heeft daaromtrent contact opgenomen met de bevoegde consulaire post. Die heeft schriftelijk bevestigd de dossiers naar de Dienst Vreemdelingenzaken te hebben doorgestuurd.
Mevrouw Lizin stelt vast dat vele mensen hetzelfde hebben meegemaakt. De meeste « moeilijke » consulaire posten zenden systematisch dossiers over aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
De heer Schewebach antwoordt dat het voorkomt dat een consulaire post beweert een dossier op een bepaalde datum te hebben verstuurd, terwijl het pas twee maanden later bij de Dienst Vreemdelingenzaken aankomt. Momenteel zijn er geen maandenlange vertragingen bij de Dienst Vreemdelingenzaken. De vertraging bij het coderen van de visumaanvragen bedraagt slechts drie weken. De heer Schewebach is bereid aan mevrouw Pehlivan de reden op te geven van een vertraging in welk dossier ook waarover zij hem zou aanspraken.
Hij zegt dat het ook gebeurt dat een diplomatieke post bevestigt een dossier te hebben doorgestuurd dat echter in de Dienst Vreemdelingenzaken niet is aangekomen. Er is vastgesteld dat 4 % van de verstuurde aanvragen niet toekomen.
Mevrouw Pehlivan maakt melding van een dossier dat de consulaire post in Ankara op 31 juli 2001 heeft doorgestuurd aan de Dienst Vreemdelingenzaken en dat nog altijd niet is behandeld door de Dienst Vreemdelingenzaken.
De voorzitster herinnert eraan dat de commissie, op basis van een aantal bijzondere dossiers, de ambitie heeft om de algemene regels te bepalen waardoor de situatie kan verbeteren. De commissie moet zich bijvoorbeeld buigen over de rondzendbrief die momenteel wordt voorbereid door de minister van Binnenlandse Zaken. De fracties kunnen eventueel wetsvoorstellen indienen met als doel te beletten dat iemand zijn echtgenoot nog opzettelijk misbruikt.
2.2.8. Het uitreiken van visa door diplomatieke of consulaire posten
Op de vraag over het ten onrechte uitreiken van visa door diplomatieke of consulaire posten, antwoordt de heer Schewebach dat momenteel een kleine eenheid van de Dienst Vreemdelingenzaken de visa controleert die ambtshalve door de posten worden uitgereikt. Indien er vergissingen of misbruiken worden vastgesteld, wijst de Dienst Vreemdelingenzaken de betreffende posten hierop. Het spreekt vanzelf dat de afdeling « Visa » van de Dienst Vreemdelingenzaken zal worden gereorganiseerd zodra de diplomatieke of consulaire posten een bijna volledige machtiging voor het uitreiken van visa zullen hebben gekregen. Het controleren van de visa die ambtshalve worden uitgereikt door de diplomatieke of consulaire posten, wordt dan een veel belangrijker taak van de Dienst Vreemdelingenzaken.
De heer Schewebach wijst er op dat de termijn voor het uitreiken van een visum een vrij complexe zaak is. De Dienst Vreemdelingenzaken krijgt elke maand een verslag over de stand inzake de termijnen voor het uitreiken van de visa. Deze termijnen hangen af van veel factoren, zoals het al dan niet geautomatiseerd zijn van de diplomatieke of consulaire post, het soort visum, de volledigheid of onvolledigheid van het dossier.
Over de « Sauva-procedure », waardoor een diplomatieke of consulaire post de Dienst Vreemdelingenzaken een termijn kan geven van tien dagen voor het geven van een advies, die tot drie dagen kan worden verminderd, herinnert de heer Schewebach eraan dat, indien de Dienst Vreemdelingenzaken niet binnen de vastgelegde termijn reageert, de diplomatieke of consulaire post ambtshalve een visum kan uitreiken. Die procedure wordt steeds minder gebruikt, aangezien de informatisering van de dienstverlening het nu mogelijk maakt zeer snel een antwoord te krijgen, in belangrijke gevallen soms zelfs dadelijk. Het hangt ervan af waaraan men prioriteit geeft. De absolute regel blijft evenwel dat alle veiligheidsbestanden moeten worden geraadpleegd.
Over de plaats waar een visumaanvraag wordt ingediend en met als voorbeeld Kosovo, wijst de heer Schewebach erop dat de Dienst Vreemdelingenzaken niet bevoegd is voor Kosovo; het is een post in Skopje die hiervoor bevoegd is.
Mevrouw Lizin heeft die vraag gesteld omdat ze het onmenselijk vindt dat men de Kosovaarse vluchtelingen in Bulgarije ertoe verplicht zich naar Sofia te begeven indien ze een visum voor België willen aanvragen.
De heer Schewebach antwoordt dat de Kosovaren in Skopje terecht kunnen om een visum van korte duur aan te vragen. Om een visum van lange duur aan te vragen, moeten ze zich wenden tot de Belgische ambassade in Rome, omdat alleen de Belgische ambassades of consulaten bevoegd zijn om visa voor lange verblijven uit te reiken. Indien er in het land van de aanvrager geen Belgische diplomatieke of consulaire post is, dan moet hij naar een ander land gaan. Die regels zijn vastgelegd door het ministerie van Buitenlandse Zaken.
2.2.9. Tijdelijke bescherming voor Kosovaren
De heer Moureaux heeft kritiek op het feit dat men de Kosovaren nu bijna systematisch wil terugsturen. Ze hebben meestal alle contact met hun land van herkomst verloren of hebben er geen familie meer. We hebben ze in België opgevangen en een tijdelijk statut gegeven. Sommigen hebben hier bindingen en hun kinderen lopen hier school. Men handelt onwaardig door de Kosovaren met geweld terug te sturen nadat men ze naar België heeft gebracht. Het minste wat we kunnen doen is hun toestand te regulariseren.
De heer Schewebach antwoordt dat dit uiteraard een politieke beslissing is. De Dienst Vreemdelingen heeft de minister van Binnenlandse Zaken een dossier bezorgd om de personencategorieën te bepalen waarvoor speciale maatregelen kunnen worden genomen. Voor heel wat Kosovaren loopt de asielprocedure immers nog en sommigen ervan verblijven reeds jarenlang in België.
Mevrouw Lizin zegt dat in Hoei 80 % van de Kosovaren wier verblijf geregulariseerd werd of die Belg zijn geworden, een baan hebben. Er bestaat dus geen gevaar dat ze « afhankelijk » blijven van de Belgische maatschappij.
De heer Schewebach herinnert eraan dat de minister van Binnenlandse Zaken bevoegd is om de toestand van de Kosovaren te regulariseren.
Mevrouw Lizin zegt dat de Dienst Vreemdelingenzaken haar heeft gelast twee Kosovaarse gezinnen van het grondgebied van de stad Hoei te doen verwijderen.
De heer Schewebach antwoordt dat het dan om personen gaat die minder dan een jaar geleden op het grondgebied zijn binnengekomen. Bij zijn weten werden geen Kosovaren uitgezet die vóór 1 januari 2001 het land binnengekomen zijn.
De heer Schewebach dient een nota in die het voorlopige beschermingsstatuut voor de Kosovaren verduidelijkt (zie bijlage 2 van dit verslag).
2.3.1. Een eenvormige en duidelijke lijst van de vereiste visa-documenten
Mevrouw Pehlivan vraagt of de Dienst Vreemdelingenzaken niet één enkele en duidelijke lijst kan opstellen van de informatie en de stukken die de aanvrager moet verstrekken om een visum te bekomen. Te vaak stelt ze vast dat wanneer mensen een visum aanvragen, er geregeld documenten en formulieren ontbreken en dat de termijn voor het toekennen van het visum op die manier tot 4 à 5 maanden wordt verlengd. Dit geldt zowel voor de gezinshereniging als voor de visa voor studenten, enz. Het is niet echt opportuun dat studenten, die vanaf september hun schooljaar moeten aanvangen, omwille van deze problemen niet op tijd hun studies kunnen aanvangen.
Een dergelijke lijst zou ook voorkomen dat sommige aanvragers, die soms op 300 à 400 kilometer van de ambassade wonen, heen en weer moeten reizen omdat er bijkomende stukken en documenten worden gevraagd.
Mevrouw Sterpin, ambtenaar bij de Dienst Vreemdelingenzaken, wijst erop dat de gemeentebesturen reeds beschikken over brochures in het Frans, het Nederlands en het Engels betreffende visa voor zakenlui, gezinshereniging, het huwelijk studenten. Alle gemeenten kunnen op eenvoudig verzoek nieuwe brochures krijgen.
Ook op de website van de Dienst Vreemdelingenzaken kan men deze brochures raadplegen, momenteel enkel in het Frans en het Nederlands. De website toont ook een brochure betreffende het toeristisch visum. Een brochure over het samenwonen is in de maak.
Bovendien kunnen ook de diplomatieke posten deze brochures desgewenst verkrijgen. Blijkbaar beschikken zij trouwens reeds over hun eigen informatiedocumenten. Het is echter onmogelijk een brochure op te stellen voor alle soorten visa, gelet op de grote verscheidenheid ervan.
Mevrouw Pehlivan antwoordt dat ze de bedoelde brochures kent en dat daar inderdaad een lijst van documenten in voorkomt. Doch op die brochures staat ook telkens in fine aangeduid dat er bijkomende informatie kan worden gevraagd. Ze wenst te weten wat die « bijkomende informatie » juist inhoudt. Waarom wordt er enerzijds een « volledige » lijst opgesteld maar moet er eventueel ook dan nog bijkomende informatie worden ingewonnen ?
Mevrouw Thijs treedt dit standpunt bij. Zijzelf wordt soms geconfronteerd met deze situatie wanneer zij voor mensen een mail naar ambassades stuurt. Wanneer ze vraagt welke documenten de mensen nodig hebben om een visum te bekomen, krijgt ze meestal een lijst toegestuurd waarop inderdaad in fine staat dat de lijst niet exhaustief is. Het is voor de aanvragers niet aanvaardbaar te moeten vernemen, nadat zij de nodige documenten hebben verzameld, dat er nog eens bijkomende stukken moeten worden verzameld.
Ze kan begrijpen dat er soms extra vereisten zijn in bijzondere situaties maar begrijpt niet dat alle nodige documenten dan niet in de lijst vermeld staan voor de klassieke visumaanvragen.
De heer Schewebach erkent dat er problemen zijn. Er wordt algemene informatie verstrekt vanuit België en vanuit de ambassades opdat de mensen zouden weten waar ze staan in de visumprocedure. Het is echter evident dat de omzetting van de documenten naar onze rechtsvormen niet altijd dezelfde is in het buitenland. Dit geldt voor het getuigschrift van goed zedelijk gedrag, het uittreksel van het strafregister. Niet alle landen hebben dezelfde norm en de post zal moeten proberen om het gelijkwaardige document te krijgen.
Bovendien zijn er vaak slecht geformuleerde aanvragen. Zo vraagt men een toeristisch visum terwijl men wil huwen. Men moet het juiste visum aanvragen want de vereiste documenten verschillen sterk al naargelang de reden waarom het visum aangevraagd wordt.
Niettemin is hij het ermee eens dat de diplomatieke posten absoluut volledige lijsten moeten geven en hij zal zich hiervoor inzetten op de komende vergaderingen met het ministerie van Buitenlandse Zaken. Hij kan natuurlijk de posten geen algemene richtlijnen geven, aangezien ze van zijn collega op Buitenlandse Zaken afhangen. Hij is ervan overtuigd dat het gemakkelijker zal zijn om volledige lijsten te maken wanneer alle diplomatieke posten geïnformatiseerd zullen zijn.
2.3.2. Werking van de Dienst Vreemdelingenzaken
Mevrouw Bouarfa vraagt of bureau A en bureau E verschillend zullen blijven werken. Staan de onderzoeken door de Dienst Vreemdelingenzaken in verband met de schijnhuwelijken werkelijk los van dit onderscheid tussen bureau A, dat alles in verband met de niet-Europese vreemdelingen behandelt en dat enorm moeilijk doet en bureau E, dat er voor de Europese vreemdelingen is, en waar alles veel gemakkelijker verloopt ?
Ze haalt het concreet voorbeeld aan van een persoon van wie het visum vervallen is en die vervolgens gehuwd is. Indien de echtgenoot een Belg is of een Europees onderdaan, dan zijn er hooguit twee of drie onderzoeken van de politie om vast te stellen of ze samenwonen. Indien de echtgenoot evenwel een niet-Europeaan is, duurt het onderzoek wegens de uit te reiken bijlagen, enz., soms twee tot drie jaar.
Soms komt het tijdens die zeer lange periode tot een echtscheiding. In tegenstelling tot wat de Dienst Vreemdelingenzaken lijkt te doen, mag hij hieruit niet afleiden dat het eigenlijk om een schijnhuwelijk ging, want ook Belgische echtparen scheiden vaak tijdens de eerste jaren van hun huwelijk, om tal van redenen. Er moet absoluut duidelijkheid komen in deze toestand, waarbij wetgevende initiatieven moeten worden genomen die de transparantie van bureau A en bureau E waarborgen. De verschillende behandeling van Europese en niet-Europese vreemdelingen kan niet worden gewettigd.
Mevrouw Thijs wilt eveneens weten of de Dienst Vreemdelingenzaken inmiddels een deftige telefooncentrale heeft kunnen opstarten, waarbij de burger onmiddellijk bij de juiste diensten terechtkomt. Een maand geleden heeft ze getelefoneerd en ongeveer 15 verschillende nummers moeten draaien vooraleer zij op de juiste dienst terechtkwam. Is er enige vordering op dat vlak ?
De heer Schewebach herinnert eraan dat de organisatie van bureau A en bureau E niet willekeurig is maar aan de voorschriften van de wet beantwoordt. Bureau A behandelt de niet-EU-vreemdelingen en bureau E de EU-vreemdelingen. De aanpak is anders. Voor bureau E hebben de burgemeester een ruime beslissingsvolmacht, terwijl er belangrijke beperkingen zijn voor bureau A.
Zo spelen in bureau E bepaalde termijnen in het voordeel van de vreemdeling. Indien de administratie niet binnen de vooropgestelde termijn heeft gereageerd, dan mag het gemeentebestuur de vreemdeling ambtshalve inschrijven. Wat bureau A betreft daarentegen, mag het gemeentebestuur de vreemdeling slechts na een jaar ambtshalve inschrijven en dan nog alleen indien de dienst zich hiertegen niet heeft verzet of geen bijkomend onderzoek heeft gevraagd.
Wat de vreemdelingen van buiten de gemeenschap betreft, is het juist dat sommigen al twee of drie jaar wachten. Dat is omdat de toenmalige minister de richtlijnen zo heeft gewijzigd dat de vreemdeling regelmatig op het grondgebied moet zijn binnengekomen om aanspraak te kunnen maken op gezinshereniging en op de Verdragen van Rome en Maastricht.
Wanneer er sprake is van illegaal verblijf, dan weigert de administratie het verblijf, ook al huwt de vreemdeling een Belg of Belgische. Tot drie jaar geleden reikte de administratie een weigering tot vestiging uit en een bevel om het grondgebied te verlaten. De vreemdeling had dan recht op een opschortend beroep en kreeg een bijlage 35, waardoor hij voor de Commissie van advies voor vreemdelingen kon verschijnen. Het dossier werd dan opnieuw aan de minister overgelegd. Het was een vrij lange procedure en in het verleden beschouwde de administratie bijlage 35 als een proeftijd. Indien er na die tijd geen probleem was, trok de dienst zijn beslissing in en stond hij de inschrijving toe. De toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, de heer Vande Lanotte, veranderde dit en besloot dat voor een vreemdeling die niet in orde was met zijn verblijfsvergunning, een uitwijzingsbevel volstond en uitvoerbaar was. De mogelijkheid tot schorsend beroep bij de Commissie van advies is dus verdwenen, met uitzondering van het beroep bij de Raad van State.
De Raad van State heeft het Europees Hof voor de rechten van de mens in Straatsburg een prejudiciële vraag gesteld over de eventuele verplichting om te voorzien in een schorsend beroep bij de Commissie van advies.
De rechtspraak van de Raad van State is hierover trouwens niet eenvormig. De Nederlandstalige kamers houden zich aan de door de minister opgelegde procedure, de Franstalige niet.
Het huidige systeem is dus erg belastend voor het bestuur en laat de honderden wachtenden in de kou staan. Onlangs werd de bevoegde minister trouwens gevraagd een oplossing voor het probleem te vinden en tot redelijke termijnen te komen.
De bereikbaarheid van de Dienst Vreemdelingenzaken is maar weinig verbeterd. Een bestuur van 350 personen kan uiteraard de 2000 oproepen die elke dag binnenkomen, niet aan. Er bestaat momenteel wel een plan voor een « help desk » op alle niveaus, maar daarvoor ontbreekt het personeel. De regering heeft zelfs 110 banen geschrapt en de aanwervingen voor dit jaar stopgezet. De « help desk » kan dus niet van start gaan.
Hij zal zijn vraag aan de regering herhalen om meer medewerkers aan te werven met een contract van onbepaalde duur, die vervangen kunnen worden als zij vertrekken, in plaats van het te grote aantal mensen met een contract van bepaalde duur, die niet vervangen kunnen worden als zij vertrekken.
De heer Moureaux is verbaasd over wat hij zonet gehoord heeft. Hij had tijdens een vorige vergadering menen te begrijpen dat de situatie van een vreemdeling in het geval van een huwelijk steeds binnen het jaar geregulariseerd wordt.
De heer Schewebach legt uit dat dit inderdaad het geval is voor niet-EU-onderdanen, maar niet sommige EU-onderdanen. De gemeente kan een niet-EU-onderdaan bij een huwelijk ambtshalve inschrijven na een jaar, tenzij de dienst zich hiertegen verzet op basis van vermoedens va een schijnhuwelijk. Dat staat in het uitvoeringsbesluit van de wet van 15 december en in de omzendbrief van Vande Lanotte, die verstrekkende gevolgen heeft gehad voor EU-onderdanen aangezien daarin de mogelijkheid het vestigingsrecht te weigeren werd opgeheven en bijgevolg ook de mogelijkheid tot schorsend beroep bij de Commissie van advies.
De heer Moureaux haalt het concrete voorbeeld aan van een Belg die een jonge Afrikaanse vrouw huwde die hier onwettig verbleef. Het is een echt huwelijk en toch weigert men al een aantal jaren de echtgenote in te schrijven. Hij meent dat dergelijke weigeringen absurd zijn.
De heer Schewebach is het ermee eens dat het een absurde toestand is maar meent dat de vertraging in dit dossier wellicht te wijten is aan de prejudiciële vraag die aan Straatsburg gesteld is. De burgemeester kan iemand alleen ambtshalve inschrijven na een jaar als de dienst zich daar niet tegen verzet. Bij een illegaal verblijf wordt het uitwijzingsbevel echter ambtshalve uitvoerbaar en zit men opnieuw in het toepassingsgebied van de omzendbrief van de heer Vande Lanotte.
Mevrouw Lizin en de heer Moureaux menen dat de omzendbrief op dit punt absoluut moet worden aangepast. De rapporteurs zullen aanbevelingen formuleren omtrent deze omzendbrief die totaal absurde situaties veroorzaakt.
Mevrouw Pehlivan wenst de achterstand te kennen in de behandeling van de dossiers. Zij weet namelijk dat sommige dossiers betreffende gezinshereniging al méér dan één jaar aanslepen.
De heer Schewebach geeft aan dat de wachttijd voor gezinshereniging varieert van drie tot twaalf maanden. Als deze termijn wordt overschreden is dat vrijwel zeker te wijten aan problemen als vertraging bij de diplomatieke posten of onvolledige dossiers.
Mevrouw Lizin haalt het geval aan van een jonge Mongoolse vrouw die verkracht werd in het Klein Kasteeltje. Deze jongedame is uiteindelijk beschouwd als slachtoffer van mensenhandel en mag dus in België blijven. Zij heeft ook werk gevonden binnen de vooropgestelde termijn. Om haar dossier te vervolledigen heeft zij een maand de tijd om een uittreksel uit haar geboorteakte en een aantal andere documenten voor te leggen. Deze documenten kan zij enkel in Ulan-Bator krijgen, wat natuurlijk onmogelijk is. Wat gebeurt er als mensen die te goeder trouw zijn dergelijke documenten niet kunnen verkrijgen in hun land van oorsprong ?
De heer Schewebach antwoordt dat zij zich in dergelijke gevallen moeten wenden tot de rechtbank van eerste aanleg en eventueel tot de kanselarij om te laten bevestigen dat zij bepaalde officiële documenten onmogelijk kunnen krijgen.
2.3.3. Vrijstelling van visum in bijzondere gevallen
Met betrekking tot de visa van bloedverwanten in opgaande lijn en nakomelingen vraagt mevrouw Bouarfa of de taken van de diplomatieke posten en de gemeentelijke overheden niet verlicht kunnen worden door niet langer een visum te eisen voor een dringend bezoek bij bijvoorbeeld ziekte of overlijden. Momenteel ondervinden mensen zoveel problemen bij het aanvragen van een visum dat zij vaak een beroep doen op de gezinshereniging om voor eens en voor altijd van deze rompslomp verlost te zijn. Zodra zij dan gebruikt kunnen maken van die gezinshereniging krijgen zij ook steun van het OCMW terwijl zij geenszins van plan zijn op ons grondgebied te blijven. Voor mensen die zich hier niet willen vestigen maar die soms in het kader van de gezinshereniging wel recht hebben op OCMW-steun, moet een andere oplossing worden gevonden.
Zij vraagt eveneens of een echtgenoot of echtgenote van een Belg geregulariseerd kan worden als hij of zij bezoekrecht heeft voor een kind.
Mevrouw Pehlivan treedt deze visie bij. In het kader van de gezinshereniging is er werkelijk een probleem. De familieleden willen niet in België blijven maar willen gemakkelijk heen en weer kunnen gaan. Daarom doen ze, wanneer ze in België zijn, ook een aanvraag tot vestiging op het grondgebied maar de wachtperiode om deze toelating te bekomen is vaak veel te lang. Die personen kunnen ondertussen niet terug naar hun land van herkomst terwijl ze daar vaak nog andere kinderen, een job hebben, enz. Kan die procedure niet vergemakkelijkt worden ? Ze hebben immers al een grondige controle gehad bij het bekomen van het visum voor gezinshereniging, dus zou de toelating tot vestiging veel sneller moeten kunnen gaan.
De heer Schewebach herinnert eraan dat er voor de bloedverwanten in de opgaande lijn drie regelingen zijn. In eerste instantie is er de regeling die geen recht geeft op verblijf, vervolgens de regeling die voortvloeit uit de bilaterale overeenkomsten met andere landen en tenslotte de regeling voor de bloedverwanten in de opgaande lijn van onderdanen van de Europese Unie.
De diplomatieke post is gemachtigd om, in bewezen noodgevallen, onmiddellijk een visum af te geven en indien dat niet kan omdat er bijvoorbeeld geen dergelijke post, is, geeft de Dienst Vreemdelingenzaken zelf die toelating.
In verband met de vraag over het bezoekrecht van een vader wanneer er een internationaal privaatrechtelijk geschil is (verschillen tussen de regels van het land van herkomst en van het gastland) moet het gerecht optreden en de dienst volgt de richtlijnen die gegeven worden door de minister van Justitie.
De administratie reikt nu al visa uit aan bloedverwanten in de opgaande lijn waarmee verschillende reizen gemaakt kunnen worden door die bloedverwanten zodat zij niet telkens opnieuw een visum moeten aanvragen. De vereenvoudigde procedure voor de vestiging wordt reeds toegepast en er wordt een richtlijn voorbereid om niet langer het onderscheid te moeten maken tussen de bloedverwanten in de opgaande lijn die ten laste zijn en die welke bestaansmiddelen hebben.
2.3.4. Terugwijzing van sommige vreemdelingen
De heer Moureaux is van mening dat, rekening houdend met de verstreken termijn, sommige Kosovaren die niet zijn kunnen terugkeren naar hun land van herkomst binnen de opgelegde termijn, in aanmerking moeten kunnen komen voor een soort « amnestie ». Dit zou moeten worden opgenomen in de aanbevelingen van het verslag.
Anderzijds vraagt hij of er momenteel vanwege de overheid een wens bestaat om Algerijnen terug te wijzen naar hun land van herkomst. Hij heeft gehoord van twee gevallen van Algerijnen die een bevel om het grondgebied te verlaten hebben gekregen, terwijl hij vindt dat hun dossier volledig in orde is. Men moet in deze zaken natuurlijk erg voorzichtig zijn, aangezien men niet uit het oog mag verliezen dat de GIA uiterst gevaarlijk blijft en dat het terugwijzen van bepaalde Algerijnen naar hun land van herkomst hun doodvonnis kan betekenen.
De heer Schewebach antwoordt dat er geen jacht op Algerijnen is ingezet. Men past sinds 1 januari 2001 het LIFO-principe toe (last in, first out). Sommige dossiers worden op basis van de overeenkomst van Dublin doorgestuurd naar Frankrijk. Bij de Algerijnen die in dit kader een visum hebben gekregen voor Frankrijk en niet voor België, zijn er velen die een bevel hebben gekregen om het grondgebied te verlaten en naar Frankrijk te gaan. Ook zijn er waarschijnlijk andere dossiers van Algerijnen door de Commissaris voor de vluchtelingen onontvankelijk verklaard.
Hierop antwoordt de heer Moureaux dat, omdat de situatie die momenteel in Algerije heerst vanwege de GIA zeer gevaarlijk is, dit land misschien als niet-uitwijzingszone moet worden beschouwd en dat men dit in de aanbevelingen moet opnemen.
1. De commissie verzoekt de regering de Dienst Vreemdelingenzaken uit te rusten met een beter functionerende telefooncentrale. Die diensten zijn immers voor het publiek niet bereikbaar wegens personeelstekort en gebrekkige computerisering van bepaalde diensten.
2. De communicatie tussen de diensten moet versterkt worden zodat men steeds op de hoogte is op welke dienst zich in een bepaald dossier bevindt en wie verantwoordelijk is voor dit dossier. Positief is dat de Dienst reeds over een toegankelijke webiste beschikt.
3. Elke visumaanvrager heeft het recht om binnen een redelijke termijn een begin van antwoord te krijgen.
4. De diplomatieke post waar het visum wordt aangevraagd, moet de persoon die het visum aanvraagt, duidelijke informatie geven omtrent de procedure. Hierbij is het absoluut noodzakelijk dat mensen geïnformeerd worden over het verloop en de duur van de procedure. Personen moeten eveneens op de hoogte worden gebracht van waar men informatie kan verkrijgen omtrent de stand van het dossier. Aan elke persoon die een visumaanvraag doet, wordt een brochure met informatie overhandigd alsoook een document dat het dossiernummer vermeldt.
5. De diplomatieke post moet een lijst geven van de documenten die normaal gezien vereist zijn bij een aanvraag. De aanvrager moet deze documenten gelijktijdig overzenden aan de diplomatieke post. Voor elk vereist document geeft de diplomatieke post een ontvangstbewijs af.
6. De aanvragen waarvoor een bijkomend advies van de Dienst Vreemdelingenzaken vereist is volgens de diplomatieke of consulaire post, zouden in elke diplomatieke of consulaire post elektronisch verstuurd moeten kunnen worden. Een « leesbevestiging » moet hierbij voor elk verstuurd dossier gevraagd worden.
7. Informatie over de stand van een dossier moet eenvoudig te verkrijgen zijn.
8. Tussen de aanvraag en de afhandeling van het dossier mogen er maximaal drie maanden verstrijken. Indien dat om specifieke redenen niet binnen die termijn kan afgehandeld worden, dient de betrokkene ervan schriftelijk op de hoogte gebracht te worden en dient men de stand van zaken mee te delen op zijn adres.
9. Bij een negatief advies voor een visumaanvraag moet de betrokkene een duidelijke motivatie van de weigering krijgen.
10. Wie een visum tot gezinshereniging heeft en een aanvraag tot vestiging gedaan heeft, maar toch het land om dringende redenen moet verlaten, zou op basis van de aanvraag tot vestiging onmiddellijk een nieuw visum moeten verkrijgen van de Belgische posten in het buitenland indien er geen vijf maanden zijn verstreken sinds de aanvraag tot vestiging.
11. Sommige mensen doen een aanvraag tot gezinshereniging als -18 jarige. Doordat de visa procedure vaak zo lang aansleept, wordt er pas een beslissing genomen als de persoon al 18 jaar is. Het gevolg is dan ook een negatief advies. Wij adviseren daarom dat wanneer men als 18-jarige een visum aanvraagt, men de leeftijd bij de aanvraag als uitgangspunt neemt bij de beoordeling van het dossier.
12. De discriminatie tussen de Belgen en niet-Belgen dient opgeheven te worden in het kader van gezinshereniging voor minderjarigen (vandaag niet-Belgen 16 jaar, Belgen 18 jaar).
13. De commissie vraagt de regering de nodige sancties te nemen tegenover de vreemde echtgenoten die vrijwillig een huwelijk gesloten hebben ten einde een familiehereniging te bekomen en die, éénmaal ze de verblijfsvergunning ontvangen, hun echtgenote achterlaten. Dergelijke kwaadwillige personen moeten gesanctioneerd worden. De commissie is van oordeel dat het opoenbaar ministerie bij vaststelling vaneen schijnhuwelijk sneller moet overgaan tot annulatie van dit huwelijk.
14. Culturele organisaties, kunstenaars evenals vertegenwoordigers uit de wetenschappelijk wereld moeten, mits een uitnodiging door een officiële organisatie of een door de gemeenschappen, de gewesten of de federale Staat erkende organisatie, en voorlegging van alle gevraagde stukken, binnen relatief korte termijn een visum krijgen.
15. De Commissie beveelt de minister van Binnenlandse Zaken aan de passende maatregelen te nemen om de personen met een tijdelijk beschermingsstatuut die sedert enige tijd op het Belgisch grondgebied verblijven en duurzame bindingen hebben in België, de toelating te kunnen geven om op het Belgisch grondgebied te blijven in afwachting van een verblijfsvergunning zelfs indien de toestand van het land van herkomst het mogelijk maakt een einde te maken aan de bescherming.
Deze aanbevelingen werden goedgekeurd met 9 stemmen tegen 1 stem.
Dit verslag werd eenparig goedgekeurd door de aanwezige leden.
De rapporteurs, | De voorzitster, |
Sfia BOUARFA. | Anne-Marie LIZIN. |
Fatma PEHLIVAN. | |
Erika THIJS. |
Deze bijlagen blz. 30 tot en met 78 zijn uitsluitend gedrukt beschikbaar.