2-1024/2 | 2-1024/2 |
19 FEBRUARI 2002
Art. 2
In het ontworpen artikel 2 de tweede alinea vervangen door volgende bepaling :
« Op een lijst moeten de kandidaten afwisselend van een verschillend geslacht zijn. »
Verantwoording
Het voorliggend ontwerp is ongetwijfeld een stap in de goede richting.
Het stelt voor om de eerste twee plaatsen op de lijsten evenwichtig aan kandidaten van beide geslachten toe te kennen.
Maar dit ontwerp garandeert geen evenwichtige spreiding van mannen en vrouwen op de lijst en ook geen vrouwelijke vertegenwoordiging op de verkiesbare plaatsen.
Kortom, noch de vaststelling dat op de verschillende kandidatenlijsten de norm voor de lijstsamenstelling is bereikt, noch de toekenning van de twee eerste plaatsen aan kandidaten van verschillend geslacht, betekenen automatisch dat ook meer dan één op drie van de verkozenen een vrouw zal zijn.
Vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid, Laurette Onkelinx, heeft tijdens de hoorzitting van het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen van de Senaat op 10 november 1999 toegezegd om een wetenschappelijke studie te laten uitvoeren naar de invloed van verschillende lijstsamenstellingen op de aanwezigheid van vrouwen in de verkozen organen.
Wij stellen dus vast dat wat betreft de vervrouwelijking van de politiek de lijstsamenstelling cruciaal blijft. Enkel door meer vrouwen op verkiesbare plaatsen te positioneren, kunnen de verschillende parlementen en raden echt vervrouwelijken.
Dit hangt nauw samen met het Belgische kiessysteem voor de parlementen waar de volgorde op de lijst in grote mate bepalend blijft voor het al dan niet verkozen zijn en de invloed van het aantal voorkeursstemmen minder relevant is. Het is immers zeer moeilijk om de lijstvolgorde te doorbreken.
De afzwakking van de lijststem en de afschaffing van de opvolgerslijsten zal gevolgen hebben op het evenwicht man/vrouw op de lijsten. Het risico van een sterke mediatisering van de kandidaatstelling en interne concurrentiestrijd is niet denkbeeldig. Het ritssysteem biedt hierop een interessant antwoord. Plaatsen bovenaan de lijsten zijn immers in alle bestaande kiesstelsels belangrijke plaatsen wat betreft de verkiesbaarheid.
Het feit dat meer dan de helft van de Belgen vrouwen zijn, wordt allerminst weerspiegeld in de samenstelling van de diverse parlementen. Vrouwen nemen dus niet in gelijke mate deel aan de politieke besluitvorming en bijgevolg wordt het politiek systeem gekenmerkt door een structureel democratisch tekort.
Deze problematiek is niet nieuw. In het kader van 50 jaar vrouwenstemrecht (1998) heeft in het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen in de Senaat een debat plaatsgevonden rond vrouwen en politieke besluitvorming, voorafgegaan door een hoorzitting met deskundigen.
Zo stelt Dr. Ann Carton voor om de wet op de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen op kandidatenlijsten te amenderen zonder de verhouding van een derde-twee derde te wijzigen :
« Mannelijke en vrouwelijke kandidaten zouden alternerend op de verkiesbare plaatsen moeten terechtkomen en bovendien zou het ritssluitingsprincipe aan de kop van de lijsten consequent moeten worden toegepast. Enkel op deze manier wordt effectief op een « worst case » scenario geanticipeerd. Bij het innemen van posities op kandidatenlijsten moet immers niet alleen rekening worden gehouden met de verkiesbare en de strijdplaatsen maar evenzeer met een mogelijk zetelverlies. »
Vroeger heeft ook de Raad van de gelijke kansen voor mannen en vrouwen zich in het advies nr. 4 van 26 juni 1995 betreffende de deelname van de vrouwen aan het politiek leven in die zin uitgesproken : « De Raad vroeg aan de regering om de wet Smet-Tobback van 24 mei 1994 aan te passen door er een verplichting aan toe te voegen dat de politieke partijen een quotum zouden opstellen voor personen van hetzelfde geslacht op verkiesbare plaatsen op de kieslijsten. »
Tevens is dit ook al jarenlang een eis van de politieke vrouwenbewegingen, en in het bijzonder van de CD&V-werkgroep Vrouw & Maatschappij. In de meest recente CD&V-richtlijnen voor de provincie- en gemeenteraadsverkiezingen van 2000 wordt het ritssysteem aangereikt als een belangrijk instrument voor het bereiken van de paritaire democratie en voor een betere zichtbaarheid van vrouwen op de lijsten.
Nr. 2 VAN MEVROUW de BETHUNE C.S.
Art. 4
In het ontworpen artikel 4 de tweede alinea vervangen als volgt :
« Op een lijst moeten de kandidaten afwisselend van een verschillend geslacht zijn. »
Verantwoording
Zie amendement nr. 1.
Sabine de BETHUNE. Mia DE SCHAMPHELAERE. Erika THIJS. |
Art. 2
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 2. Op elk van de lijsten van kandidaturen voor de verkiezingen van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad mag het verschil tussen het aantal kandidaten van elk geslacht niet groter zijn dan één.
Op de hele kieslijst wisselen kandidaten van een verschillend geslacht elkaar af. »
Verantwoording
Het voorliggende ontwerp gaat niet ver genoeg : alleen de eerste twee kandidaten van elke lijst moeten immers van een verschillend geslacht zijn.
Het voorgestelde amendement strekt ertoe het « ritssysteem » (de afwisselende aanwezigheid van een man/vrouw of een vrouw/man) uit te breiden tot de hele lijst.
Art. 4
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 4. Op elk van de lijsten van kandidaten voor de verkiezingen van de Waalse Gewestraad en van de Vlaamse Raad mag het verschil tussen het aantal kandidaten van elk geslacht niet groter zijn dan één.
Op de hele kieslijst wisselen kandidaten van een verschillend geslacht elkaar af. »
Verantwoording
Het voorliggende ontwerp gaat niet ver genoeg : alleen de eerste twee kandidaten van elke lijst moeten immers van een verschillend geslacht zijn.
Het voorgestelde amendement strekt ertoe het « ritssysteem » (de afwisselende aanwezigheid van een man/vrouw of een vrouw/man) uit te breiden tot de hele lijst.
Art. 6
Het eerste lid van dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 6. Bij de eerste volledige vernieuwing van elk gremium na de inwerkingtreding van deze wet, moeten de eerste twee kandidaten van elke lijst van een verschillend geslacht zijn. »
Verantwoording
Er moet absoluut worden voorzien in een overgangsbepaling voor de inwerkingtreding van deze wet. Het voorliggende ontwerp gaat evenwel niet ver genoeg, aangezien het alleen bepaalt dat de eerste drie kandidaten van elke lijst niet van hetzelfde geslacht mogen zijn, wat bij de laatste verkiezingen op bijna alle lijsten al het geval was.
Art. 8
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
De inwerkingtreding van deze wet mag niet met een jaar worden uitgesteld.
Magdeleine WILLAME-BOONEN. |
Art. 8
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
De Ministerraad heeft het voorontwerp van wet goedgekeurd op 19 mei 2000.
Nu, bijna twee jaar later, is er geen reden meer om de inwerkingtreding ervan nog uit te stellen.
Iris VAN RIET. Anne-Marie LIZIN. |
Art. 3
In het ontwerp van de bijzondere wet tot waarborging van een gelijke aanwezigheid van mannen en vrouwen op de kandidatenlijsten voor de verkiezingen van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, van de Waalse Gewestraad en van de Vlaamse Raad, artikel 3 vervangen door de volgende bepaling :
« § 1. Voor de verkiezing van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, wordt de verwijzing naar artikel 117bis die zich bevindt in artikel 123, derde lid, 6º, van het Kieswetboek, vervangen door een verwijzing naar artikel 2 van de volgende bepaling.
§ 2. De artikelen 11bis en 12, § 3, 2ºbis, van de wet van 12 januari 1989 tot regeling van de wijze waarop de Brusselse Hoofdstedelijke Raad wordt verkozen, ingevoegd door de wet van 24 mei 1994, worden opgeheven. »
Verantwoording
De wet van 24 mei 1994 had bepalingen ingevoerd met de bedoeling een evenwichtige spreiding te bevorderen van de mannen en vrouwen op de kandidatenlijsten voor de verkiezingen, waar de Raad van State meent dat dergelijke bepalingen onder de bevoegdheid van de bijzondere wetgeving vallen.
Vermits het niet aangewezen is om een gewone wet te wijzigen met een bijzondere wet, moet de bepaling met betrekking tot de sanctie van het niet-naleven van artikel 4 voorkomen in de bijzondere wet zelf.
Art. 5
In het ontwerp van de bijzondere wet tot waarborging van een gelijke aanwezigheid van mannen en vrouwen op de kandidatenlijsten voor de verkiezingen van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, van de Waalse Gewestraad en van de Vlaamse Raad, artikel 5 vervangen door de volgende bepaling :
« § 1. Voor de verkiezing van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, wordt de verwijzing naar artikel 117bis die zich bevindt in artikel 123, derde lid, 6º van het Kieswetboek, vervangen door een verwijzing naar artikel 4 van de volgende bepaling.
§ 2. De artikelen 14bis en 15, § 3, 2ºbis, van de wet van 16 juli 1993 tot regeling van de wijze waarop de Brusselse Hoofdstedelijke Raad wordt verkozen, ingevoegd door de wet van 24 mei 1994, worden opgeheven. »
Verantwoording
De wet van 24 mei 1994 had bepalingen ingevoerd met de bedoeling een evenwichtige spreiding te bevorderen van de mannen en vrouwen op de kandidatenlijsten voor de verkiezingen, waar de Raad van State meent dat dergelijke bepalingen onder de bevoegdheid van de bijzondere wetgeving vallen.
Vermits het niet aangewezen is om een gewone wet te wijzigen met een bijzondere wet, moet de bepaling met betrekking tot de sanctie van het niet-naleven van artikel 2 voorkomen in de bijzondere wet zelf.
Voor de regering,
Laurette ONKELINX.