2-905/1

2-905/1

Belgische Senaat

ZITTING 2000-2001

19 SEPTEMBER 2001


Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en Republiek Ecuador tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en met het Protocol, gedaan te Quito op 18 december 1996


INHOUD


MEMORIE VAN TOELICHTING


De Regering onderwerpt heden aan uw goedkeuring de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Ecuador tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en het Protocol, ondertekend te Quito op 18 december 1996.

Het onderzoek van de technische bepalingen van deze Overeenkomst wordt voorafgegaan door een korte beschrijving van de algemene context en van de Europese Juridische context waarin de Overeenkomst werd gesloten.

A. Algemene context

Op verzoek van Ecuador, maar eveneens wegens problemen die sommige Belgische ondernemingen ondervonden in dat land, hebben reeds in het begin van de jaren '80 voorbereidende gesprekken plaatsgevonden die tot doel hadden te onderzoeken of het sluiten van een dubbelbelastingverdrag tussen België en Ecuador tot de mogelijkheden behoorde.

Deze voorbereidende besprekingen werden al spoedig gevolgd door veelbelovende technische discussies. Op het einde ervan werd overeengekomen de onderhandelingen op korte termijn verder te zetten teneinde zo snel mogelijk tot een overeenkomst te komen.

Alhoewel Ecuador ondertussen al met een flink aantal Europese landen had onderhandeld (Duitsland, Italië, Frankrijk, Spanje, Zweden, Noorwegen, Roemenië, Zwitserland), heeft Ecuador pas eind 1993 aanvaard om de besprekingen verder te zetten. Gelet op de tijdspanne die intussen was verstreken, dienden de besprekingen van nul te herbeginnen.

De besprekingen werden in mei 1994 hernomen op basis van een nieuw Belgisch ontwerp en konden in december 1994 met de parafering van een ontwerp van overeenkomst worden afgerond.

B. Europese juridische context

Artikel 220, eerste lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, nodigt de Lidstaten uitdrukkelijk uit onderling onderhandelingen aan te vatten om dubbele belasting binnen de Europese Gemeenschap te vermijden. Inzake de relaties met derde landen stipt het Verdrag niets aan. Door geen enkele uitdrukkelijke bevoegdheid te geven aan de Europese Commissie om in naam van de Lidstaten verdragen te sluiten inzake directe belastingen, laat het dientengevolge de volledige vrijheid aan de Lidstaten om dubbele belasting met derde Staten te vermijden. Ingevolge verschillende arresten van het Europees Hof van Justitie is het echter toegestaan dat de Unie, onder bepaalde voorwaarden, akkoorden kan sluiten met derde Staten binnen de gehele reikwijdte van de doelstellingen, bepaald in het eerste deel van het Verdrag (artikel 1 tot 7c). Hiertoe moet de te onderhandelen materie het voorwerp zijn van gemeenschappelijke voorschriften binnen de Unie en moet het te onderhandelen akkoord betrekking hebben op deze voorschriften. Tot nu toe heeft de Commissie geen enkel initiatief genomen om gemachtigd te worden met derde Staten te onderhandelen over dubbelbelastingverdragen.

Bovendien hebben de Lidstaten hun bevoegdheid inzake directe belastingen behouden, zelfs indien de Europese Gemeenschap in principe over samenwerkende bevoegdheid beschikt krachtens artikel 100 van het Verdrag. De Raad stelt inderdaad met eenparigheid van stemmen richtlijnen vast voor het nader tot elkaar brengen van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lidstaten die rechtstreeks van invloed zijn op de instelling of de werking van de gemeenschappelijke markt. Tot nu toe werd deze samenwerkende bevoegdheid slechts op zeer beperkte wijze toegepast. De richtlijnen, bepaald door de Raad, hebben enkel betrekking op de verrichtingen tussen inwoners van verschillende Lidstaten; de betrekkingen tussen Lidstaten en derde Staten worden niet of slechts nauwelijks beoogd. In de huidige Europese juridische context is de bevoegdheid van de Lidstaten inzake het sluiten van overeenkomsten tot het vermijden van dubbele belasting met derde Staten derhalve volledig blijven bestaan.

C. Technische bepalingen

Alhoewel Ecuador geen lid is van de OESO, volgt de Overeenkomst grotendeels het modelverdrag dat door deze internationale organisatie werd opgesteld.

De belangrijkste punten zijn de volgende :

a) Definitie van België en Ecuador [artikel 3, § 1, a)]

Door de grensgeschillen met Peru en de uitbreiding van de territoriale wateren tot 200 mijl (zoals ook Peru heeft gedaan), wou Ecuador aanvankelijk in de Overeenkomst geen definitie opnemen die verwijst naar het internationaal recht. Uiteindelijk werd een dergelijke verwijzing op sterk aandringen van België toch in de Overeenkomst opgenomen.

b) Ondernemingswinst (artikel 7)

Het OESO-modelverdrag voorziet in de belastingheffing naar winst van ondernemingen in de woonplaatsstaat; de andere overeenkomstsluitende Staat heeft het recht belasting te heffen naar de winst die kan worden toegerekend aan een vaste inrichting waarover de onderneming in die andere Staat beschikt.

c) Zeevaart en luchtvaart (artikel 8)

Overeenkomstig de gewone regels, is winst uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer belastbaar in de Staat waar de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.

Deze regel is eveneens van toepassing op winst uit de verhuring van bemande of onbemande schepen of luchtvaartuigen gebruikt in internationaal verkeer en op bijkomende winst uit het gebruik, het onderhoud of de verhuring van laadkisten, op voorwaarde dat die winst bijkomend is ten opzichte van de hierboven bedoelde winst uit zee- en luchtvaart.

d) Dividenden (artikel 10)

In alle gevallen wordt de bronheffing beperkt tot 15 % van het brutobedrag van de dividenden.

Deze bepaling gaat evenwel samen met het punt 3 van het Protocol dat de « clausule van de meest begunstigde natie » bevat. Indien Ecuador in een overeenkomst met een derde Staat een bronheffing tegen een lager tarief ­ met inbegrip van een vrijstelling ­ voor dividenden aanvaardt, dan zal, ingevolge deze clausule, dat lager tarief ­ of die vrijstelling ­ automatisch van toepassing zijn in de betrekkingen tussen België en Ecuador vanaf de datum waarop de overeenkomst tussen Ecuador en de betrokken derde Staat uitwerking heeft.

e) Interest (artikel 11)

1. De belastingheffing naar interest in de bronstaat is beperkt tot 10 % van het brutobedrag van de interest.

2. Er is evenwel in een vrijstelling voorzien voor :

­ interest van handelsschuldvorderingen wegens termijnbetaling van leveringen van uitrustingen, koopwaar of goederen;

­ interest van leningen of kredieten die zijn toegestaan, gewaarborgd of verzekerd door een financiële instelling of een openbaar orgaan met als doel de uitvoer te bevorderen;

­ interest van niet door effecten aan toonder vertegenwoordigde bankleningen;

­ interest betaald aan de andere overeenkomstsluitende Staat, een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan.

f) Royalty's (artikel 12)

Royalty's zullen in principe in de Woonplaatsstaat van de genieter mogen worden belast, maar de Bronstaat zal die inkomsten eveneens mogen belasten tegen een tarief dat niet hoger mag zijn dan 10 % van het brutobedrag van de royalty's.

Het is evenwel van belang hier de restrictieve bepaling van de uitdrukking « royalty's » aan te halen. Zo zijn immers ingevolge de punten 1 en 2 van het Protocol de vergoedingen betaald voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een nijverheids- of handelsuitrusting of voor een wetenschappelijke uitrusting en de vergoedingen betaald voor technische bijstand of diensten, niet belastbaar als royalty's, maar wel als ondernemingswinst (art. 7) of als inkomsten uit zelfstandige arbeid (art. 14).

g) Pensioenen (artikel 18)

Overeenkomstig het gewone beleid van België terzake zijn pensioenen en andere uitkeringen die worden betaald ter uitvoering van de sociale zekerheidswetgeving van een overeenkomstsluitende Staat of in het kader van een algemeen stelsel dat is georganiseerd ter aanvulling van de voordelen waarin de genoemde wetgeving voorziet (bijvoorbeeld pensioensparen of spaarverzekeringen in België) in die Staat belastbaar.

h) Non-discriminatie (artikel 24)

Naast de klassieke antidiscriminatiemaatregelen van het OESO-model, bepaalt artikel 24, enerzijds, dat de belasting geheven naar winst van Belgische vaste inrichtingen van vennootschappen die inwoner zijn van Ecuador niet meer mag bedragen dan de belasting die van toepassing is op vennootschappen die inwoner zijn van België, en laat anderzijds België de mogelijkheid roerende voorheffing te heffen van dividenden uit een deelneming die wezenlijk is verbonden met een in België gelegen vaste inrichting waarover een vennootschap die een inwoner is van Ecuador beschikt. Aangezien de wet van 30 januari 1996 sommige bepalingen van het WIB '92 inzake de belasting van niet-inwoners die door de Europese Commissie als discriminerend werden bestempeld, intrekt, zullen deze bepalingen evenwel geen enkele praktische uitwerking meer in België hebben.

D. Fiscaal stelsel ingevolge de Overeenkomst voor de voornaamste inkomsten verkregen door inwoners van België uit bronnen in Ecuador

Artikels van de
Overeenkomst
­
Articles de la
Convention
Aard van de inkomsten
­
Nature des revenus
In Ecuador
­
En Equateur
In België (Artikel 23)
­
En Belgique (Article 23)
Art. 6 Inkomsten uit onroerende goederen. ­ Revenus de biens immobiliers Belastingheffing. ­ Imposition Vrijstelling. ­ Éxonération (1)
Art. 7 Ondernemingswinst die aan een vaste inrichting in Ecuador kan worden toegerekend. ­ Bénéfices d'entreprises imputables à un établissement stable en Equateur Belastingheffing. ­ Imposition Vrijstelling. ­ Éxonération (1)
Art. 8 Ondernemingswinst uit internationaal vervoer (uitgebreide betekenis). ­ Bénéfices des entreprises provenant du transport international (au sens large) Vrijstelling. ­ Éxonération Belastingheffing overeenkomstig het interne recht. ­ Imposition suivant droit interne
Art. 10 Dividenden. ­ Dividendes Bronheffing beperkt tot 15 % (met clausule van de meest begunstigde natie). ­ Imposition à la source plafonnée à 15 % (avec clause de la nation la plus favorisée) Stelsel voorzien in het intern recht (DBI). ­ Régime prévu en droit interne (RDT)
Art. 11 Interest zoals bedoeld in punt C, e), 2 §, hiervoor. ­ Intérêts visés au point C, e), 2 §, ci-avant Vrijstelling. ­ Éxonération Belastingheffing overeenkomstig het intern recht. ­ Imposition suivant droit interne
Andere interest. ­ Autres intérêts Bronheffing normaal beperkt tot 10 %. ­ Imposition à la source normalement plafonnée à 10 % Belastingheffing met verrekening van belasting (FBB). ­ Imposition avec imputation d'impôt (QFIE)
Art. 12 Royalty's. ­ Redevances Bronheffing beperkt tot 10 %.­ Imposition à la source plafonnée à 10 % Belastingheffing met desgevallend verrekening van belasting (FBB). ­ Imposition avec imputation d'impôt éventuelle (QFIE)
Art. 13 Meerwaarden verwezenlijkt : ­ Plus-values réalisées :
­ op onroerende goederen; ­ sur des biens immobiliers; Belastingheffing. ­ Imposition Vrijstelling. ­ Éxonération (1)
­ op een vaste inrichting of een vaste basis in Ecuador. ­ sur un établissement stable ou une base fixe en Équateur; Belastingheffing. ­ Imposition Vrijstelling. ­ Éxonération (1)
­ op schepen of luchtvaartuigen. ­ sur des navires ou aéronefs; Vrijstelling. ­ Éxonération Belastingheffing overeenkomstig het intern recht. ­ Imposition suivant droit interne
­ op andere goederen. ­ sur d'autres biens Vrijstelling. ­ Éxonération Belastingheffing overeenkomstig het intern recht. ­ Imposition suivant droit interne
Art. 14 Inkomsten uit zelfstandige beroepen die aan een vaste basis in Ecuador kunnen worden toegerekend. ­ Revenus de professions indépendantes imputables à une base fixe située en Equateur Belastingheffing. ­ Imposition Vrijstelling. ­ Exonération (1)
Art. 15 Inkomsten uit niet-zelfstandige beroepen. ­ Revenus de professions dépendantes Belastingheffing. ­ Imposition Vrijstelling. ­ Éxonération (1)
Inkomsten uit niet-zelfstandige beroepen voor een verblijf dat 183 dagen niet te boven gaat. ­ Revenus de professions dépendantes recueillis au cours d'un séjour n'excédant pas 183 jours Vrijstelling. ­ Éxonération Belastingheffing overeenkomstig het intern recht. ­ Imposition suivant droit interne
Art. 16 Tantièmes Belastingheffing. ­ Imposition Vrijstelling. ­ Éxonération (1)
Art. 17 Inkomsten van artiesten en sportbeoefenaars. ­ Revenus recueillis par des artistes et des sportifs Belastingheffing. ­ Imposition Vrijstelling. ­ Éxonération (1)
Art. 18 Privé-pensioenen. ­ Pensions privées Vrijstelling. ­ Exonération Belastingheffing overeenkomstig het intern recht. ­ Imposition suivant droit interne
Pensioenen en andere uitkeringen die worden betaald ter uitvoering van de sociale zekerheidswetgeving of in het kader van een algemeen stelsel dat is georganiseerd ter aanvulling van de voordelen waarin de genoemde wetgeving voorziet. ­ Pensions et autres allocations payées en exécution de la législation sociale ou dans le cadre d'un régime général destiné à compléter les avantages prévus par cette législation Belastingheffing. ­ Imposition Vrijstelling. ­ Éxonération (1)
Art. 19 Overheidsbeloningen en -pensioenen. ­ Rémunérations et pensions publiques Belastingheffing. ­ Imposition Vrijstelling. ­ Éxonération (1)
Art. 20 Sommen verkregen uit het buitenland door studenten en in opleiding zijnde personen teneinde te kunnen voldoen aan de kosten van studie of opleiding en beloningen van ten hoogste 120 000 frank verkregen terzake van een dienstbetrekking gedurende die studie of opleiding en die met die studie of opleiding verband houdt. ­ Sommes reçues de l'étranger par des étudiants et stagiaires en vue de couvrir leurs frais d'études et de formation et rémunérations n'excédant pas 120 000 francs reçues au titre d'un emploi salarié exercé en liaison avec ces études ou cette formation et pendant la durée de celles-ci Vrijstelling. ­ Exonération Stelsel voorzien in het intern recht. ­ Régime prévu en droit interne
Art. 21 Andere inkomsten (niet toe te rekenen aan een vaste inrichting of een vaste basis gevestigd in Ecuador). ­ Autres revenus (non imputables à un établissement stable ou une base fixe située en Équateur) Vrijstelling. ­ Éxonération Belastingheffing. ­ Imposition

(1) Vrijstelling met progressievoorbehoud : België houdt rekening met de vrijgestelde inkomsten om het tarief van de belasting op de belastbare inkomsten te bepalen (dit wordt enkel toegepast in de personenbelasting).

De Regering is van oordeel dat de Overeenkomst, in haar geheel, een bevredigende oplossing bevat voor de problemen van dubbele belasting die tussen België en Ecuador bestaan of die in de toekomst tussen beide Staten zouden kunnen rijzen. De Overeenkomst is aldus een instrument dat kan bijdragen tot de verbetering van de economische betrekkingen tussen beide Staten.

De Regering stelt u dan ook voor deze nieuwe Overeenkomst spoedig goed te keuren opdat zij binnen de kortst mogelijke tijd in werking kan treden.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Louis MICHEL.

De minister van Financiën,

Didier REYNDERS.

De Staatssecretaris toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken,

Annemie NEYTS-UYTTEBROECK.


WETSONTWERP


ALBERT II,

Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,
ONZE GROET.

Op de voordracht van Onze minister van Buitenlandse Zaken, van Onze minister van Financiën en van Onze staatssecretaris toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken,

HEBBEN WIJ BESLOTEN EN BESLUITEN WIJ :

Onze minister van Buitenlandse Zaken, Onze minister van Financiën en Onze staatssecretaris toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken zijn gelast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen :

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

De Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Ecuador tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en het Protocol, gedaan te Quito op 18 december 1996, zullen volkomen gevolg hebben.

Gegeven te Brussel, 5 september 2001.

ALBERT

Van Koningswege :

De minister van Buitenlandse Zaken,

Louis MICHEL.

De minister van Financiën,

Didier REYNDERS.

De staatssecretaris toegevoegd aan
de minister van Buitenlandse Zaken,

Annemie NEYTS-UYTTEBROECK.


OVEREENKOMST

tussen het Koninkrijk België en de Republiek Ecuador tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen

DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË

EN

DE REGERING VAN DE REPUBLIEK ECUADOR,

WENSENDE een Overeenkomst te sluiten tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, zijn het volgende overeengekomen :

HOOFDSTUK I

Werkingssfeer van de overeenkomst

Artikel 1

Personen op wie de overeenkomst van toepassing is

Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.

Artikel 2

Belastingen waarop de overeenkomst van toepassing is

§ 1. Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een overeenkomstsluitende Staat, van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.

§ 2. Als belastingen naar het inkomen en naar het vermogen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, naar het gehele vermogen, of naar bestanddelen van het inkomen of van het vermogen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, belastingen naar het totale bedrag van de door ondernemingen betaalde lonen of salarissen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.

§ 3. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name :

a) In België :

1º de personenbelasting;

2º de vennootschapsbelasting;

3º de rechtspersonenbelasting;

4º de belasting van niet-inwoners;

5º de met de personenbelasting gelijkgestelde bijzondere heffing;

6º de aanvullende crisisbijdrage;

met inbegrip van de voorheffingen, de opcentiemen op die belastingen en voorheffingen, alsmede de aanvullende belastingen op de personenbelasting,

(hierna te noemen « Belgische belasting »);

b) in Ecuador :

1º de belasting naar het inkomen van natuurlijke personen en van vennootschappen (« Ley de Régimen Tributario Interno Ecuatoriano »);

2º de belasting naar de activa van ondernemingen;

met inbegrip van de aanvullende belastingen op deze belastingen,

(hierna te noemen « Ecuadoriaanse belasting »).

§ 4. De Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van de ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten delen elkaar de belangrijkste wijzigingen die in hun onderscheidene belastingwetten zijn aangebracht, mede.

HOOFDSTUK II

Begripsbepalingen

Artikel 3

Algemene bepalingen

§ 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist :

a) 1º betekent de uitdrukking « België », het Koninkrijk België; en

2º betekent de uitdrukking « Ecuador », de Republiek Ecuador.

Deze uitdrukkingen omvatten de nationale grondgebieden van elke overeenkomstsluitende Staat, daaronder begrepen de territoriale zee, alsmede de maritieme zones die grenzen aan de buitenste grens van deze territoriale zee, waarover de betrokken overeenkomstsluitende Staat overeenkomstig zijn wetgeving en het internationaal recht zijn soevereiniteit, soevereine rechten of zijn rechtsmacht mag uitoefenen;

b) betekenen de uitdrukkingen « een overeenkomstsluitende Staat » en « de andere overeenkomstsluitende Staat », België of Ecuador, al naar het zinsverband vereist;

c) omvat de uitdrukking « persoon » een natuurlijke persoon, een vennootschap en elke andere vereniging van personen;

d) betekent de uitdrukking « vennootschap » elke rechtspersoon of elke eenheid die voor de belastingheffing in de Staat waarvan zij inwoner is, als een rechtspersoon wordt behandeld;

e) betekenen de uitdrukkingen « onderneming van een overeenkomstsluitende Staat » en « onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat » onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat;

f) betekent de uitdrukking « internationaal verkeer » elk vervoer door een schip of luchtvaartuig dat door een onderneming die haar plaats van werkelijke leiding in een overeenkomstsluitende Staat heeft, wordt geëxploiteerd, behalve indien het schip of luchtvaartuig slechts tussen in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen plaatsen wordt geëxploiteerd;

g) betekent de uitdrukking « bevoegde autoriteit » :

1º in België, de minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger, en

2º in Ecuador, de minister van Financiën en van Openbaar Krediet, de Directeur-generaal van de Inkomsten of hun bevoegde vertegenwoordiger;

h) betekent de uitdrukking « onderdanen » :

1º alle natuurlijke personen die de nationaliteit van een overeenkomstsluitende Staat bezitten;

2º alle rechtspersonen, personenvennootschappen en verenigingen die hun rechtspositie als zodanig ontlenen aan de wetgeving die in een overeenkomstsluitende Staat van kracht is.

§ 2. Voor de toepassing van de Overeenkomst door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet erin omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is.

Artikel 4

Inwoner

§ 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking « inwoner van een overeenkomstsluitende Staat » iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid. Die uitdrukking omvat echter niet personen die in die Staat alleen ter zake van inkomsten uit in die Staat gelegen bronnen of ter zake van aldaar gelegen vermogen aan belasting zijn onderworpen.

§ 2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt zijn toestand op de volgende wijze geregeld :

a) hij wordt geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);

b) indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij gewoonlijk verblijft;

c) indien hij in beide Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarvan hij onderdaan is;

d) indien hij onderdaan is van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.

§ 3. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner is van beide overeenkomstsluitende Staten, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.

Artikel 5

Vaste inrichting

§ 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking « vaste inrichting » een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.

§ 2. De uitdrukking « vaste inrichting » omvat in het bijzonder :

a) een plaats waar leiding wordt gegeven;

b) een filiaal;

c) een kantoor;

d) een fabriek;

e) een werkplaats; en

f) een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.

§ 3. De plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructiewerkzaamheden is slechts dan een vaste inrichting indien de duur daarvan twaalf maanden overschrijdt.

§ 4. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt een « vaste inrichting » niet aanwezig geacht indien :

a) gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen;

b) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;

c) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;

d) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;

e) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming, andere werkzaamheden die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben, te verrichten;

f) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om verscheidene van de in de subparagrafen a) tot e) vermelde werkzaamheden te verrichten, op voorwaarde dat het geheel van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheden heeft.

§ 5. Indien een persoon ­ niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger op wie paragraaf 6 van toepassing is ­ voor een onderneming werkzaam is en in een overeenkomstsluitende Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2, geacht een vaste inrichting in die Staat te hebben voor alle werkzaamheden welke deze persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot de in paragraaf 4 vermelde werkzaamheden die, indien zij met behulp van een vaste bedrijfsinrichting zouden worden verricht, die vaste bedrijfsinrichting niet tot een vaste inrichting zouden stempelen ingevolge de bepalingen van die paragraaf.

§ 6. Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.

§ 7. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, een vennootschap beheerst of door een vennootschap wordt beheerst, die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat of die in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt één van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere.

HOOFDSTUK III

Belastingheffing naar het inkomen

Artikel 6

Inkomsten uit onroerende goederen

§ 1. Inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen onroerende goederen, inkomsten uit landbouw- of bosbedrijven daaronder begrepen, mogen in die andere Staat worden belast.

§ 2. De uitdrukking « onroerende goederen » heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.

§ 3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie of het rechtstreekse genot, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.

§ 4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een zelfstandig beroep.

Artikel 7

Ondernemingswinst

§ 1. Winst van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat is slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mag de winst van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kan worden toegerekend.

§ 2. Onder voorbehoud van de bepalingen van paragraaf 3 wordt, indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winst toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen indien zij een onafhankelijke onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk zou handelen.

§ 3. Bij het bepalen van de winst van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten, daaronder begrepen kosten van leiding en algemene beheerskosten, die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders.

§ 4. Voor zover het in een overeenkomstsluitende Staat gebruikelijk is de aan een vaste inrichting toe te rekenen winst te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende delen, belet paragraaf 2 die overeenkomstsluitende Staat niet de te belasten winst te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling; de gevolgde methode van verdeling moet echter zodanig zijn dat het resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen.

§ 5. Geen winst wordt aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen voor de onderneming.

§ 6. Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen wordt de aan de vaste inrichting toe te rekenen winst van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om hiervan af te wijken.

§ 7. Indien in de winst inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.

Artikel 8

Zeevaart en luchtvaart

§ 1. Winst uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer is slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.

§ 2. Voor de toepassing van dit artikel omvat winst uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer mede :

a) winst verkregen uit de verhuring van bemande of onbemande schepen of luchtvaartuigen gebruikt in internationaal verkeer,

b) winst verkregen uit het gebruik, het onderhoud of de verhuring van laadkisten en het daarbijhorende gerei voor het vervoer van laadkisten gebruikt in internationaal verkeer, indien die winst bijkomend is ten opzichte van de winst waarop de bepalingen van paragraaf 1 van toepassing zijn.

§ 3. Indien de plaats van de werkelijke leiding van een zeescheepvaartonderneming zich aan boord van een schip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de overeenkomstsluitende Staat waar het schip zijn thuishaven heeft, of, indien er geen thuishaven is, in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de exploitant van het schip inwoner is.

§ 4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn ook van toepassing op winst verkregen uit de deelneming in een pool, een gemeenschappelijk bedrijf of een internationaal bedrijfslichaam.

Artikel 9

Afhankelijke ondernemingen

Indien

a) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of

b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, en, in het ene of in het andere geval, tussen de twee ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen, voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mag winst die één van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winst van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.

Artikel 10

Dividenden

§ 1. Dividenden betaald door een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.

§ 2. Deze dividenden mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 15 percent van het brutobedrag van de dividenden.

Deze paragraaf laat onverlet de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.

§ 3. De uitdrukking « dividenden », zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten op een aandeel in de winst, met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten ­ zelfs indien zij worden toegekend in de vorm van interest ­ die volgens de wetgeving van de Staat waarvan de vennootschap-schuldenaar inwoner is op dezelfde wijze als inkomsten uit aandelen in de belastingheffing worden betrokken.

§ 4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.

§ 5. Indien een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat winst of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op dividenden die door de vennootschap worden betaald, behalve voor zover die dividenden aan een inwoner van die andere Staat worden betaald of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald wezenlijk is verbonden met een in die andere Staat gelegen vaste inrichting of vaste basis, noch de niet-uitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winst of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.

Artikel 11

Interest

§ 1. Interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat mag in die andere Staat worden belast.

§ 2. Deze interest mag echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 percent van het brutobedrag van de interest.

§ 3. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 2 is interest in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is vrijgesteld indien het gaat om :

a) interest van handelsschuldvorderingen ­ met inbegrip van vorderingen vertegenwoordigd door handelspapier ­ wegens termijnbetaling van leveringen van uitrustingen, koopwaar of goederen door ondernemingen;

b) interest betaald uit hoofde van een lening die is toegestaan, gewaarborgd of verzekerd, of een krediet dat is verleend, gewaarborgd of verzekerd, door openbare instellingen waarvan het doel bestaat uit het bevorderen van de uitvoer;

c) interest van niet door effecten aan toonder vertegenwoordigde leningen van welke aard ook die door bankondernemingen zijn toegestaan;

d) interest betaald aan de andere overeenkomstsluitende Staat of aan één van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.

§ 4. De uitdrukking « interest », zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet gewaarborgd door hypotheek of al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en obligaties, daaronder begrepen premies en loten op die effecten. Voor de toepassing van dit artikel omvat deze uitdrukking echter niet boeten voor laattijdige betaling noch interest die overeenkomstig artikel 10, paragraaf 3, als dividenden wordt behandeld.

§ 5. De bepalingen van de paragrafen 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest is verschuldigd met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.

§ 6. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de schuld, ter zake waarvan de interest wordt betaald is aangegaan en de interest ten laste komt van die vaste inrichting of die vaste basis, wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd.

§ 7. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering waarvoor hij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval is het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat.

Artikel 12

Royalty's

§ 1. Royalty's afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat mogen in die andere Staat worden belast.

§ 2. Deze royalty's mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 percent van het brutobedrag van de royalty's.

§ 3. De uitdrukking « royalty's », zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, daaronder begrepen bioscoopfilms en films of banden voor radio of televisie, van software, van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening, een model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.

§ 4. De bepalingen van paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.

§ 5. Royalty's worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat.

Indien evenwel de schuldenaar van de royalty's, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de verbintenis, uit hoofde waarvan de royalty's worden betaald is aangegaan en die de last van de royalty's draagt, worden die royalty's geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd.

§ 6. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de royalty's, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval is het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn, overeenkomstig de wetgeving van die Staat.

Artikel 13

Vermogenswinst

§ 1. Voordelen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van onroerende goederen zoals bedoeld in artikel 6 die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mogen in die andere Staat worden belast.

§ 2. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, of van roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van die vaste inrichting (alleen of te zamen met de gehele onderneming) of van die vaste basis, mogen in die andere Staat worden belast.

§ 3. Voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen of luchtvaartuigen worden gebruikt, zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.

§ 4. Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die vermeld in de paragrafen 1, 2 en 3 zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is.

Artikel 14

Zelfstandige beroepen

§ 1. Inkomsten verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij die inwoner in de andere overeenkomstsluitende Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt. Indien hij over zulk een vaste basis beschikt, mogen de inkomsten in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste basis kunnen worden toegerekend.

§ 2. De uitdrukking « vrij beroep » omvat in het bijzonder zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.

Artikel 15

Niet-zelfstandige beroepen

§ 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18, 19 en 20 zijn lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mogen de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat worden belast.

§ 2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien :

a) de verkrijger in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die tijdens enig tijdperk van twaalf maanden dat aanvangt of eindigt tijdens het betrokken belastingjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en

b) de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van de andere Staat is, en

c) de beloningen niet ten laste komen van een vaste inrichting of een vaste basis, die de werkgever in de andere Staat heeft.

§ 3. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel mogen beloningen verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.

Artikel 16

Vennootschapsleiding

§ 1. Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van bestuur of van toezicht of van een gelijkaardig orgaan van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.

De voorgaande bepaling is ook van toepassing op beloningen verkregen ter zake van de uitoefening van werkzaamheden die, volgens de wetgeving van de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap inwoner is, worden behandeld als werkzaamheden van soortgelijke aard als die welke worden verricht door een persoon als bedoeld in de genoemde bepaling.

§ 2. Beloningen die een persoon, op wie paragraaf 1 van toepassing is, van de vennootschap verkrijgt ter zake van de uitoefening van dagelijkse werkzaamheden van leidinggevende of van technische aard, en beloningen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt ter zake van zijn persoonlijke werkzaamheid als vennoot in een vennootschap, niet zijnde een vennootschap op aandelen, die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 worden belast, alsof het ging om beloningen die een werknemer ter zake van een dienstbetrekking verkrijgt en alsof de werkgever de vennootschap was.

Art. 17

Artiesten en sportbeoefenaars

§ 1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15 mogen inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit zijn persoonlijke werkzaamheden die hij in de andere overeenkomstsluitende Staat verricht in de hoedanigheid van artiest, zoals toneelspeler, film-, radio- of televisieartiest, of musicus, of in de hoedanigheid van sport- beoefenaar, in die andere Staat worden belast.

§ 2. Indien inkomsten uit werkzaamheden die een artiest of een sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig verricht niet worden toegekend aan de artiest of aan de sportbeoefenaar zelf maar aan een andere persoon, mogen die inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de werkzaamheden van de artiest of de sportbeoefenaar worden verricht.

Artikel 18

Pensioenen

§ 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, paragraaf 2, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar.

§ 2. Pensioenen en andere al dan niet periodieke uitkeringen die worden betaald ter uitvoering van de sociale wetgeving van een overeenkomstsluitende Staat zijn evenwel in die Staat belastbaar.

Die bepaling is eveneens van toepassing op pensioenen en uitkeringen die worden betaald in het kader van een algemeen stelsel dat door een overeenkomstsluitende Staat is georganiseerd ter aanvulling van de voordelen waarin de genoemde wetgeving voorziet.

Artikel 19

Overheidsfuncties

§ 1. a) Beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan aan een natuurlijke persoon, ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.

b) Die beloningen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de diensten in die Staat worden bewezen en de natuurlijke persoon inwoner van die Staat is, die :

1º onderdaan is van die Staat, of

2º niet uitsluitend met het oog op het bewijzen van de diensten inwoner van die Staat is geworden.

§ 2. a) Pensioenen door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan, hetzij rechtstreeks, hetzij uit door hen in het leven geroepen fondsen, betaald aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.

b) Die pensioenen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de natuurlijke persoon inwoner en onderdaan is van die Staat.

§ 3. De bepalingen van de artikelen 15, 16 en 18 zijn van toepassing op beloningen en pensioenen betaald ter zake van diensten bewezen in het kader van een nijverheids- of handelsbedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan.

Artikel 20

Studenten en stagiairs

Een student of een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon die inwoner is, of onmiddellijk voor zijn bezoek aan een overeenkomstsluitende Staat inwoner was, van de andere overeenkomstsluitende Staat en die uitsluitend voor zijn studie of opleiding tijdelijk in de eerstbedoelde Staat verblijft, is in die Staat niet belastbaar ter zake van :

a) bedragen die hij verkrijgt uit bronnen buiten die Staat ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding;

b) beloningen die hij verkrijgt ter zake van een dienstbetrekking welke hij in die Staat gedurende de normale duur van zijn studie of opleiding uitoefent en die met die studie of opleiding verband houdt, in zoverre die beloningen in enig kalenderjaar niet meer bedragen dan, naar het geval, 120 000 Belgische frank of de tegenwaarde daarvan in de munt van Ecuador tegen de officiële wisselkoers.

Artikel 21

Andere inkomsten

§ 1. Bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die naar hun aard of hun afkomst niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst zijn vermeld en die in die Staat aan belasting zijn onderworpen, zijn slechts in die Staat belastbaar.

§ 2. De bepaling van paragraaf 1 is niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, paragraaf 2, indien de verkrijger van die inkomsten, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed dat de inkomsten oplevert met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.

HOOFDSTUK IV

Belastingheffing naar het vermogen

Artikel 22

Vermogen

§ 1. Vermogen bestaande uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat bezit en die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mag in die andere Staat worden belast.

§ 2. Vermogen bestaande uit roerende goederen die deel uit- maken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft of uit roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, mag in die andere Staat worden belast.

§ 3. Vermogen bestaande uit schepen en luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd alsmede uit roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen of luchtvaartuigen worden gebruikt, is slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.

§ 4. Alle andere bestanddelen van het vermogen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar.

HOOFDSTUK V

Wijze waarop dubbele belasting wordt vermeden

Artikel 23

§ 1. In België wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden :

a) Indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt of bestanddelen van een vermogen bezit die ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst, niet zijnde de bepalingen van artikel 10, paragraaf 2, van artikel 11, paragrafen 2 en 7, en van artikel 12, paragrafen 2 en 6, in Ecuador mogen worden belast, stelt België deze inkomsten of deze bestanddelen van vermogen vrij van belasting, maar om het bedrag van de belasting op het overige inkomen of vermogen van die inwoner te berekenen mag België het belastingtarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten of die bestanddelen van het vermogen niet waren vrijgesteld.

b) Onder voorbehoud van de bepalingen van de Belgische wetgeving betreffende de verrekening van in het buitenland betaalde belastingen met de Belgische belasting wordt, indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die deel uitmaken van zijn samengetelde inkomen dat aan de Belgische belasting is onderworpen en bestaan uit dividenden die belastbaar zijn ingevolge artikel 10, paragraaf 2, en niet van Belgische belasting zijn vrijgesteld ingevolge subparagraaf c) hierna, uit interest die belastbaar is ingevolge artikel 11, paragrafen 2 of 7, of uit royalty's die belastbaar zijn ingevolge artikel 12, paragrafen 2 of 6, de op die inkomsten geheven Ecuadoriaanse belasting in mindering gebracht van de Belgische belasting op die inkomsten.

c) Dividenden in de zin van artikel 10, paragraaf 3, die een vennootschap die inwoner is van België verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van Ecuador, worden in België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting op de voorwaarden en binnen de grenzen die in de Belgische wetgeving zijn bepaald.

§ 2. In Ecuador wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden :

a) Indien een inwoner van Ecuador inkomsten verkrijgt of bestanddelen van een vermogen bezit die ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst, niet zijnde de bepalingen van artikel l0, paragraaf 2, van artikel 11, paragrafen 2 en 7, en van artikel 12, paragrafen 2 en 6, in België mogen worden belast, stelt Ecuador deze inkomsten of deze bestanddelen van vermogen vrij van belasting, maar om het bedrag van de belasting op het overige inkomen of vermogen van die inwoner te berekenen mag Ecuador het belastingtarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten of die bestanddelen van het vermogen niet waren vrijgesteld.

b) Indien een inwoner van Ecuador dividenden verkrijgt die in België belastbaar zijn ingevolge artikel 10, paragraaf 2, en niet van Ecuadoriaanse belasting zijn vrijgesteld ingevolge subparagraaf c) hierna, interest verkrijgt die in België belastbaar is ingevolge artikel 11, paragrafen 2 of 7, of royalty's verkrijgt die in België belastbaar zijn ingevolge artikel 12, paragrafen 2 of 6, verleent Ecuador op de belasting die in Ecuador van de inkomsten van die inwoner wordt geheven, een vermindering gelijk aan het bedrag van de in België betaalde belasting. Deze vermindering mag echter niet hoger zijn dan het deel van de Ecuadoriaanse belasting, zoals deze werd berekend vóór de vermindering,dat overeenstemt met die inkomstenbestanddelen die in België werden verkregen.

c) Dividenden in de zin van artikel 10, paragraaf 3, die een vennootschap die inwoner is van Ecuador verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van België, worden in Ecuador vrijgesteld van belasting alsof de twee vennootschappen inwoner waren van Ecuador.

§ 3. Indien verliezen die een onderneming gedreven door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in een in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen vaste inrichting heeft geleden, voor de belastingheffing van die onderneming in de eerstbedoelde overeenkomstsluitende Staat volgens de wetgeving van die Staat werkelijk in mindering van de winsten van die onderneming zijn gebracht, is de vrijstelling ingevolge paragraaf 1, a), of paragraaf 2, a), naar het geval, in de eerstbedoelde overeenkomstsluitende Staat niet van toepassing op de winst van andere belastbare tijdperken die aan die inrichting kan worden toegerekend, in zoverre als deze winst ook in de andere overeenkomstsluitende Staat door de verrekening van die verliezen van belasting is vrijgesteld.

HOOFDSTUK VI

Bijzondere bepalingen

Artikel 24

Non-discriminatie

§ 1. Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden, inzonderheid met betrekking tot de woonplaats, zijn of kunnen worden onderworpen. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 1 is deze bepaling ook van toepassing op personen die geen inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.

§ 2. Staatlozen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat, worden noch in de ene noch in de andere overeenkomstsluitende Staat onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van de desbetreffende Staat onder gelijke omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen.

§ 3. De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat verplicht aan inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de gezinstoestand of gezinslasten te verlenen die hij aan zijn eigen inwoners verleent.

§ 4. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, artikel 11, paragraaf 7, of artikel 12, paragraaf 6, van toepassing zijn, worden interest, royalty's en andere uitgaven die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden betaald, bij het bepalen van de belastbare winst van die onderneming op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof zij aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn betaald. Schulden van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat tegenover een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden, bij het bepalen van het belastbare vermogen van die onderneming, eveneens op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof die schulden tegenover een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn aangegaan.

§ 5. Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van, of wordt beheerst door, één of meer inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan andere, soortgelijke ondernemingen van de eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.

§ 6. Geen enkele bepaling van dit artikel mag aldus worden uitgelegd dat zij België belet :

a) de winst die kan worden toegerekend aan een Belgische vaste inrichting die in het bezit is van een vennootschap die inwoner is van Ecuador, aan de belasting te onderwerpen tegen het tarief dat door de interne wetgeving is bepaald, op voorwaarde dat het genoemde tarief niet hoger is dan het maximumtarief dat van toepassing is op de winsten van vennootschappen die inwoners zijn van België;

b) roerende voorheffing te heffen van dividenden uit een deelneming die wezenlijk is verbonden met een in België gelegen vaste inrichting van een vennootschap die inwoner is van Ecuador.

§ 7. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 2 zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing op belastingen van elke soort en benaming.

Artikel 25

Regeling voor onderling overleg

§ 1. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin het interne recht van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is, of indien zijn geval onder artikel 24, paragraaf 1, ressorteert, aan die van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij de nationaliteit bezit. Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.

§ 2. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing ervan te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, teneinde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst te vermijden.

§ 3. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van de Overeenkomst in onderlinge overeenstemming op te lossen.

§ 4. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten plegen overleg omtrent de administratieve maatregelen die voor de uitvoering van de bepalingen van de Overeenkomst nodig zijn en met name omtrent de bewijsstukken die de inwoners van elke overeenkomstsluitende Staat moeten overleggen om in de andere Staat de bij de Overeenkomst bepaalde belastingvrijstellingen of verminderingen te verkrijgen.

§ 5. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks met elkander in verbinding stellen voor de toepassing van de Overeenkomst.

Artikel 26

Uitwisseling van inlichtingen

§ 1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Overeenkomst of aan die van de nationale wetgeving van de overeenkomstsluitende Staten met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met de Overeenkomst. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door artikel 1. De door een overeenkomstsluitende Staat verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als de inlichtingen die onder de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratieve lichamen) die betrokken zijn bij de vestiging of invordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Deze personen of autoriteiten gebruiken deze inlichtingen slechts voor die doeleinden. Zij mogen van deze inlichtingen melding maken tijdens openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen.

§ 2. In geen geval mogen de bepalingen van paragraaf 1 aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen :

a) administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;

b) bijzonderheden te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van de administratieve werkzaamheden van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;

c) inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.

Artikel 27

Leden van diplomatieke zendingen
en consulaire posten

De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die leden van diplomatieke zendingen of consulaire posten ontlenen aan de algemene regelen van het volkenrecht of aan bepalingen van bijzondere overeenkomsten.

HOOFDSTUK VII

Slotbepalingen

Artikel 28

Inwerkingtreding

§ 1. Deze Overeenkomst zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen zo spoedig mogelijk te Quito worden uitgewisseld.

§ 2. De Overeenkomst zal in werking treden de vijftiende dag na die waarop de akten van bekrachtiging worden uitgewisseld en de bepalingen ervan zullen toepassing vinden :

a) op de bij de bron ingehouden belastingen op inkomsten die zijn betaald of toegekend op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging;

b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen op of na 31 december van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging;

c) op belastingen naar het vermogen geheven van bestanddelen van het vermogen die bestaan op 1 januari van elk kalenderjaar na dat van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging.

Artikel 29

Beëindiging

Deze Overeenkomst blijft van kracht totdat zij door een overeenkomstsluitende Staat is opgezegd, maar elk van de overeenkomstsluitende Staten kan tot en met 30 juni van elk kalenderjaar na het vijfde jaar dat volgt op het jaar van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging, aan de andere overeenkomstsluitende Staat langs diplomatieke weg een schriftelijke opzegging doen toekomen. In geval van opzegging vóór 1 juli van zodanig jaar, zal de Overeenkomst voor de laatste maal van toepassing zijn :

a) op de bij de bron ingehouden belastingen op inkomsten die zijn betaald of toegekend ten laatste op 31 december van het jaar waarin de kennisgeving van de beëindiging is gedaan;

b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen vóór 31 december van het jaar na dat waarin de kennisgeving van de beëindiging is gedaan;

c) op belastingen naar het vermogen geheven van bestanddelen van het vermogen die bestaan op 1 januari van het jaar waarin de kennisgeving van de beëindiging is gedaan.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd door hun respectieve Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Quito, op 18 december 1996, in de Franse, de Nederlandse en de Spaanse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk België :

JORIS COUVREUR

Ambassadeur van België

Voor de Regering van de Republiek Ecuador :

DIEGO RIBADENEIRA

Minister van Buitenlandse Betrekkingen, a.i.


PROTOCOL

Bij de ondertekening van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Ecuador tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen zijn de ondergetekenden overeengekomen dat de volgende bepalingen een integrerend deel van de Overeenkomst vormen.

1. De vergoedingen van welke aard ook betaald voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een nijverheids- of handelsuitrusting of voor een wetenschappelijke uitrusting zijn belastbaar als ondernemingswinst overeenkomstig de bepalingen van artikel 7 en niet als royalty's waarop artikel 12 van toepassing is.

2. De vergoedingen betaald voor technische bijstand of diensten zijn belastbaar overeenkomstig de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, en niet als vergoedingen voor inlichtingen bedoeld in artikel 12, paragraaf 3.

3. Indien ingevolge een overeenkomst tot voorkoming van dubbele belasting gesloten tussen Ecuador en een derde Staat na de datum van ondertekening van deze Overeenkomst, Ecuador, in de hoedanigheid van bronstaat, zijn belastingheffing van dividenden beperkt tot een lager tarief dan het tarief voorzien in artikel 10, paragraaf 2 van deze Overeenkomst of deze dividenden van belasting vrijstelt, dan zal dat lager tarief of die vrijstelling voor de doeleinden van deze Overeenkomst automatisch toepassing vinden vanaf de datum waarop de overeenkomst tussen Ecuador en de betrokken derde Staat uitwerking heeft.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd door hun respectieve Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Quito, op 18 december 1996, in de Spaanse, de Franse en de Nederlandse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk België :

JORIS COUVREUR

Ambassadeur van België

Voor de Regering van de Republiek Ecuador :

DIEGO RIBADENEIRA

Minister van Buitenlandse Betrekkingen, a.i.


VOORONTWERP VAN WET VOOR ADVIES VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE


Voorontwerp van wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Ecuador tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en met het Protocol, gedaan te Quito op 18 december 1996.

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

De Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Ecuador tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en het Protocol, gedaan te Quito op 18 december 1996, zullen volkomen gevolg hebben.


ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE

31.794/2/V


De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, tweede vakantiekamer, op 7 juni 2001 door de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken verzocht hem voor advies te dienen over een voorontwerp van wet « houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en Republiek Ecuador tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en met het Protocol, gedaan te Quito op 18 december 1996 », heeft op 14 augustus 2001 het volgende advies gegeven :

Bij het ontwerp zijn geen opmerkingen te maken.

De kamer was samengesteld uit :

De heer R. ANDERSEN, voorzitter;

De heren Y. QUERTAINMONT en J. JAUMOTTE, staatsraden;

De heren J.-M. FAVRESSE en J. KIRKPATRICK, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevrouw C. GIGOT, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. REGNIER, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer P. BROUWERS, referendaris.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer R. ANDERSEN.

De griffier, De voorzitter,
C. GIGOT. R. ANDERSEN.