2-76 | 2-76 |
Mevrouw Erika Thijs (CVP). - Het budget voor ontwikkelingssamenwerking zal in 2001 worden verhoogd met 2,2 miljard. Dat betekent een stijging van 9% ten opzichte van het budget in 2000. In zijn regeringsverklaring verwees de eerste minister naar mogelijke initiatieven rond armoedebstrijding, AIDS-bestrijding en schuldverlichting.
Is er meer duidelijkheid over de uiteindelijke bestemming van die middelen in de begroting ontwikkelingssamenwerking? Bepaalt de staatsecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking dat zelf of doet de eerste minister dat? Waar liggen de prioriteiten? Zijn er middelen voorzien voor de oprichting van een financieringsorganisatie voor steun aan de particuliere sector in ontwikkelingslanden? Is er duidelijkheid over de vorm die een dergelijke financieringsorganisatie moet aannemen? Hoe zal die worden gefinancierd?
Het tweede luik van mijn vraag betreft het budget Ontwikkelingssamenwerking in de periode 2001-2003. In die periode is een stijging met 16,6 miljard voorzien ten opzichte van het budget van 2000. Op het einde van deze legislatuur zal dit een stijging van 0,03% betekenen in vergelijking met wat in 1998 besteed werd. Nochtans beloofde de regering bij haar aantreden dat ze streefde naar een substantiële verhoging van de middelen voor ontwikkelingssamenwerking. Mijn vraag is dus wat verstaan wordt onder een substantiële verhoging en hoe die gespreid wordt over de verschillende jaren.
Ik kom nu tot mijn tweede vraag om uitleg over de schuldverlichting.
De armste landen zijn de laatste jaren heel wat van hun schulden kwijtgeraakt. Hierin speelde het HIPC-initiatief een belangrijke rol, waarbij regeringen en andere instellingen aangemoedigd werden om te werken rond schuldverlichting en armoedebestrijding. Vandaag heb ik daar nog een zeer goed artikel over gelezen in het tijdschrift "Internationale Samenwerking". In België moeten wij daartoe een aantal initiatieven opnemen in de begroting. Door een Europese richtlijn is de Belgische overheid er trouwens toe gebonden om de financiële inspanning voor bilaterale schuldkwijtschelding in de begroting op te nemen. Los van de inspanningen die België op eigen initiatief zou kunnen of willen doen, is ons land gebonden door afspraken die o.a in de Club van Parijs m.b.t. schuldkwijtschelding werden gedaan. Dat betekent dat België ook in 2001 schuldkwijtscheldingsoperaties zal moeten doen. Het gaat hier grotendeels om schuld t.o.v. de nationale delcrederedienst of om vorderingen die van de NDD werden overgenomen.
Welke landen komen in 2001 voor kwijtschelding in aanmerking op basis van de afspraken binnen de club van Parijs?
Welke extra bilaterale schuldkwijtschelding, bovenop de geldende afspraken binnen de club van Parijs, wordt door de regering in 2001 voorzien?
Hoe en voor hoeveel wordt de voorziene bilaterale kwijtschelding in de begroting 2001 opgenomen: wordt het nominaal bedrag opgenomen of wordt slechts de reële kost van de kwijtschelding gerekend? Wordt de voorziene schuldkwijtschelding gedaan in de vorm van een eenmalige kwijtschelding van schuldvoorraad, of in de vorm van over verschillende jaren gespreide kwijtschelding van vervaldagen? In welk onderdeel van de begroting wordt de kost van de schuldkwijtschelding opgenomen?
De heer Eddy Boutmans, staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking. - De regering heeft beslist 26,631 miljard in te schrijven op sectie 15 van de begroting 2001, een groei met 9,1 procent. Tegelijk is er een meerjarenplanning afgesproken, die een stijging inhoudt met 3 miljard in 2002 en met 4 miljard in 2003, wat ons leidt tot een bedrag van 33,6 miljard in 2003. Dat is een stijging met 10,9 miljard ten opzichte van 1999 of een aangroei met 48 procent binnen deze regeerperiode. Het gaat dus om een fundamentele inspanning. Mevrouw Thijs vraagt, niet helemaal ten onrechte overigens, wat de waarde is van een meerjarenafspraak inzake begroting. Het is een politieke afspraak omdat volgens de Grondwet de begroting jaarlijks moet worden opgemaakt.
Mevrouw Thijs stelt de vraag naar de bestemming van die bijkomende middelen. Ik zal de grote lijnen daarvan geven, eraan toevoegend dat we prioriteiten proberen te stellen en we in de ontwikkelingssamenwerking afhangen van omstandigheden die we niet controleren. Als ik in mijn persconferentie zeg dat er van ons een inspanning wordt verwacht in Burundi als het vredesakkoord stand houdt, dan stel ik een voorwaarde. Ik hoop oprecht dat we op de donorenconferentie met betrekking tot Burundi in december tot de conclusie zullen komen dat het mogelijk is met de Burundese partners ernstige afspraken te maken voor de komende jaren. Maar de berichten van de jongste dagen gaan niet de goede kant op. Hetzelfde geldt voor Congo. We kunnen ons op diplomatiek vlak inspannen en we doen dat ook, maar wij kunnen niet zelf voor de vrede zorgen. We kunnen hoogstens een ondersteunende rol spelen. Het soort samenwerking hangt dus af van de situatie ter plaatse.
Ik heb in de begroting een aantal beleidsprioriteiten vastgelegd. Aids is de eerste prioriteit. Door een begrotingsherschikking die we dit jaar nog zullen toepassen, zullen we de 250 miljoen die door premier Verhofstadt op de VN-millenniumconferentie werd beloofd, waarschijnlijk nog dit jaar kunnen uitgegeven. Ik heb voor volgend jaar een substantiële bijkomende verhoging van onze bijdrage aan UNAIDS in de begroting laten inschrijven.
Ten tweede heb ik aangekondigd dat we in de bilaterale hulp met bepaalde partnerlanden zullen proberen een aantal operaties van budgetondersteuning uit te voeren, op voorwaarde dat het geld voor nuttige, nog af te spreken doeleinden wordt gebruikt.
We proberen een beleid te ontwikkelen waarbij hele sectoren, zoals onderwijs, gezondheidszorg, landbouwontwikkeling, milieuzorg, enzovoort via directe financiële injecties worden ondersteund. Deze methode werkt veel sneller en toont meer respect voor de autonomie van het partnerland. Dit jaar kwam Niger tweemaal aan bod voor een totaal bedrag van 450 miljoen. We gaan nu na of volgend jaar gelijkaardige operaties kunnen plaatsvinden in een aantal andere landen, zoals Mali, Niger, Burkina Faso en Mozambique. Ik hoop dat de situatie in die landen een dergelijke handelswijze mogelijk maakt. Dit is een belangrijke ontwikkeling in de bilaterale sector.
In de begroting is 100 miljoen ingeschreven voor bijdragen die sommige ontwikkelingslanden in staat moeten stellen om internationale milieuconventies na te leven. Tevens werd een aanzienlijk bedrag vastgelegd voor de BIO, de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden. Dit is een dochtermaatschappij van de BMI waarmee duidelijke afspraken zullen worden gemaakt die aan welbepaalde criteria zijn gebonden. Voorlopig staat in de begroting een bedrag van 530 miljoen ingeschreven. Ook hebben we een bedrag van 220 miljoen vastgelegd voor de oprichting van een garantiefonds voor de fair trade. Dit fonds is gericht op bepaalde producten die bij de productie voldoen aan strenge criteria op ecologisch en sociaal vlak, zoals ondermeer de Max Havelaarproducten. Deze producten worden in de partnerlanden meestal door economisch zeer zwakke partners geproduceerd. Ook in België worden ze niet door grote ondernemingen verhandeld, maar door ondernemingen die door idealisme en immateriële overwegingen worden bewogen. We willen middelen vrijmaken die de specifieke risico's van die vorm van handel dekken. Zodoende kunnen we snel reageren wanneer een oogst wordt vernietigd of bij andere financiële risico's.
De bedragen voor de multilaterale sector zullen in de begroting 2001 met ongeveer 10% stijgen tot een totaal van iets meer dan 2,5 miljard. De verhoogde bijdragen en de concrete programma's zullen in de loop van het jaar worden ingevuld op basis van de programma's die ons worden voorgesteld en de prioriteiten die we stellen, zoals UNAIDS, projecten voor milieuverbetering enzovoort.
De middelen voor conflictpreventie en de steun aan mensenrechtelijke initiatieven worden met 11% verhoogd tot 500 miljoen frank. Tevens werd een bedrag van 125 miljoen vastgelegd voor de financiering van de investeringskosten voor de Africalia, projecten voor de bevordering van kunstproductie en kunstverspreiding in de partnerlanden en het tonen van de resultaten ervan in België. In 2003 hopen we de eerste activiteiten in ons land te organiseren, maar de prospectie en de ondersteuning van de productie zijn reeds van start gegaan en we hopen die volgend jaar voort te zetten.
Er zijn aanvullende middelen uitgetrokken voor de personeelsuitgaven. Er zijn ook middelen nodig voor de opvolging van het verhoogde budget en voor het opvullen van bepaalde tekorten binnen de administratie.
Behalve een aantal gereserveerde bedragen hebben we ook voorzien in kredieten voor de attachés. Hoewel we moeten afwachten of we in de loop van volgend jaar aan 80 attachés zullen geraken, heb ik 50 miljoen extra uitgetrokken voor bijkomende personeelskosten. Uiteraard zijn er ook andere kredieten ingeschreven en zullen in de loop van het jaar bijkomende vastleggingen gebeuren, evenwel aan de hand van de criteria van de beleidsnota.
Hiermee leveren we in het subdepartement voor Ontwikkelingssamenwerking via sectie 15 van de begroting een ongeziene inspanning op kwantitatief vlak. Uiteraard doen we ook ons uiterste best - en de omstandigheden zijn niet gemakkelijk, zoals ik reeds heb toegelicht - om dit ook kwalitatief goed te ondersteunen en om ons bestedingspercentage, dat vorig jaar boven 90 procent lag, te handhaven. Alles laat uitschijnen dat dat waarschijnlijk zal lukken, weliswaar met veel trekken en duwen en met veel impulsen. Ik hoop dat we daarin ook de volgende jaren zullen slagen.
Zal dat volstaan om onze publieke middelen voor ontwikkelingssamenwerking drastisch op te trekken tot de dertig jaar geleden afgesproken solidariteitsheffing op internationaal niveau van 0,7 procent? Neen, daarvoor zal de begroting van Ontwikkelingssamenwerking niet volstaan. Zo is de samenwerking vandaag niet geconcipieerd. Voor een drastische verhoging zullen de andere staatsonderdelen - de gewesten en de gemeenschappen - een flinke duit in het zakje moeten doen.
In de beleidsverklaring heeft de regering zich duidelijk uitgesproken voor een aanzienlijke verbetering van de resultaten op het vlak van schuldkwijtschelding in HIPC en andere internationale verbanden. Op dat vlak willen we ook het voortouw nemen op internationaal vlak, maar dan moeten we consequent zijn en moet België zelf "meestappen". Zoals bekend behoort dat tot de politieke verantwoordelijkheid van de minister van Financiën. Mevrouw Thijs stelt een aantal pertinente vragen over schuldkwijtschelding. Een artikel in Internationale Samenwerking geeft een antwoord op vele van die vragen, zij het nog wat speculatief, want alle onderzoeken zijn nog niet rond. Ik zou de meeste cijfers kunnen bezorgen, maar het lijkt mij correcter ter verwijzen naar de minister van Financiën.
In ieder geval bevestig ik dat een interdepartementale werkgroep werd opgericht met de diverse ministeries, DGIS en mijn kabinet waar afspraken worden gemaakt. Ik hoop dit jaar een duidelijk eindrapport te kunnen voorleggen. Vandaag is die interdepartementale werkgroep ontwikkelingssamenwerking officieel geïnstalleerd. Het verzorgen van de coherentie van ons beleid ten aanzien van ontwikkelingslanden is uiteraard een fundamentele doelstelling van de interdepartementale werkgroep. Het is ook de bedoeling alle aanrekenbare ODA-uitgaven van het land na te gaan, omdat de diverse ministeries niet altijd de reflex hebben om de cijfers door te geven. Alleszins zal ik ze graag stimuleren om een bijkomende inspanning te doen.
U weet dat het bijzonder moeilijk is om in begrotingstermen een prognose te geven van het uiteindelijke percentage van het BBP dat zal worden gehaald en ik wil me daar dus niet aan wagen. Wel kan ik u zeggen dat onze budgetverhoging in belangrijke mate bijdraagt tot een ernstige stijging, zoals die in het regeerakkoord werd afgesproken. Andere departementen - en voor de schuldkwijtschelding meer bepaald het departement van Financiën - moeten hun deel van de afspraken omzetten in meetbare elementen. Mevrouw Thijs heeft hierover een aantal technische beschouwingen gegeven waarmee ik alleen maar akkoord kan gaan. Mijns inziens zullen we uiteindelijk kunnen zeggen dat we een einde hebben gemaakt aan de negatieve trend van de afgelopen jaren en dat we eindelijk opnieuw in de richting van de 0,7% gaan.
Op dit punt hebben tijden van betere conjunctuur voor- en nadelen. Enerzijds is er misschien wat meer ruimte voor solidariteit maar anderzijds ligt de lat hoger, want als het nationaal inkomen stijgt dan stijgt natuurlijk ook het bedrag dat men moet halen om 0,7% te bereiken. Toch denk ik dat we in deze begrotingsronde een belangrijke eerste stap hebben gezet. Ik ben er tamelijk trots op dat ons dat is gelukt en ik mag wel zeggen dat ik voet bij stuk heb gehouden en de regering hiervan heb kunnen overtuigen.
Mevrouw Erika Thijs (CVP). - Het klopt dat er een stijging is met 9%, maar we moeten ons ook realiseren dat de budgetten van alle andere departementen ook stijgen en dan is de stijging wellicht niet zo groot dan men laat uitschijnen.
Gisteren hebben Kamer en Senaat in het Federaal Adviescomité voor de Europese aangelegenheden een hoorzitting gehouden rond conflictpreventie. Voor conflictpreventie wordt er 500 miljoen uitgetrokken. Gaat dit geld naar Buitenlandse Zaken of heeft de staatssecretaris op zijn departement een aparte cel voor conflictpreventie?
Ik ben het er natuurlijk helemaal mee eens dat de gemeenschappen dringend meer geld moeten besteden aan ontwikkelingssamenwerking. Ik vraag me af wat de heer Anciaux met zijn 300 miljoen zal doen. Dit is zo weinig dat we bijna niet van ontwikkelingssamenwerking kunnen spreken. Dit betekent echter niet dat dit budget niet kan worden opgetrokken aangezien er wel wat ruimte is. Indien men op langere termijn de ontwikkelingssamenwerking wil defederaliseren, dan zal men toch eerst wat know how moeten opbouwen.
De vraag over de schuldverlichting zal ik opnieuw stellen aan minister Reynders.
De heer Eddy Boutmans, staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking. - De 500 miljoen op de budgetlijn conflictpreventie en mensenrechteninitiatieven wordt beheerd door DGIS en dus door mij. Daarnaast steunen wij ook via andere kanalen initiatieven die eigenlijk in de sfeer van conflictpreventie of mensenrechten liggen. U weet dat onze begroting per "instrument" is opgesteld. Via de multilaterale kanalen en zelfs in bilateraal verband doen we dus ook aan conflictpreventie. De specifieke budgetlijn is eigenlijk vooral bedoeld om in te spelen op het terrein en om te kunnen ingaan op vragen van niet-gouvernementele of lokale organisaties. Dit heeft een beetje een experimenteel karakter en we hechten aan deze budgetlijn groot belang. Op de administratie is er dan ook een specifieke dienst mee belast.
Al moet ik toegeven dat die wat meer bestaft zou kunnen worden, maar dat is voor meerdere diensten het geval. We hopen in elk geval het komend jaar een aantal lacunes te kunnen aanvullen.
Mevrouw Erika Thijs (CVP). - Ik wens nog even te reageren op de conflictpreventie. De staatssecretaris heeft het over een experimentele fase. Gisteren tijdens de hoorzittingen in de commissie stelde professor Reychler een nieuw conflict effectenrapport voor. Hij had een bijzonder duidelijk schema over wat men kan verwachten en wat de resultaten zijn van conflictpreventie. Dit kan misschien interessant zijn voor het departement Ontwikkelingssamenwerking. Nu gebeurt het nog al te vaak dat gezanten elkaars pad kruisen en het conflict veeleer in de hand werken.
-Het incident is gesloten.
De voorzitter. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.
De volgende vergaderingen vinden plaats donderdag 16 november 2000 om 10 uur en om 15 uur.
(De vergadering wordt gesloten om 18.50 uur.)