Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 1-92

ZITTING 1998-1999

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Staatssecretaris voor Veiligheid, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken, en staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu, toegevoegd aan de minister van Volksgezondheid

Vraag nr. 1328/17 van mevrouw de Bethune d.d. 21 september 1998 (N.) :
Evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid.

De wet van 20 juli 1990 heeft tot doel een evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid te garanderen.

Deze wet werd op basis van een regeringsontwerp gewijzigd bij de wet van 17 juli 1997. De wijzigingen, die moeten bijdragen tot een meer efficiënte toepassing van de wet van 20 juli 1990, zijn van tweeërlei aard.

In de eerste plaats werd in de verplichting voorzien om adviesorganen op zulk een wijze samen te stellen dat ten hoogste twee derde van de leden ervan van hetzelfde geslacht is (nieuw artikel 2bis , § 1, van de wet).

Daarnaast werd een sanctieregeling uitgewerkt. Enerzijds wordt voorzien dat de kandidaturen die niet voldoen aan de vereisten gesteld in de wet teruggestuurd worden door de bevoegde minister aan de voordragende instantie en het mandaat vacant blijft tot wanneer aan de voorwaarden is voldaan (nieuw artikel 2, § 1bis , van de wet). Anderzijds wordt voorgeschreven dat het adviesorgaan slechts op rechtsgeldige wijze adviezen kan uitbrengen wanneer het voldoet aan de opgelegde samenstelling (2/3-1/3). Tenslotte is in een afwijkingsprocedure voorzien waarbij een gemotiveerde aanvraag met betrekking tot de onmogelijkheid om te voldoen aan de opgelegde samenstelling dient te worden voorgelegd door de voogdijminister aan de minister belast met het Beleid voor gelijke kansen tussen mannen en vrouwen (nieuw artikel 2bis , § 2, van de wet).

Overeenkomstig het nieuw artikel 5 moet de samenstelling van de bestaande adviesorganen worden aangepast bij de eerstvolgende hernieuwing van de mandaten en uiterlijk tegen 31 december 1999.

Deze vraag wil, één jaar na het invoege treden van de nieuwe regeling, bij de ministers en staatssecretarissen informeren naar de stand van zaken.

Daarom kreeg ik graag een antwoord op volgende vragen :

1. Welke is de lijst van adviesorganen, ressorterend onder uw bevoegdheid, die onder de toepassing vallen van de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid ?

2. Hoe ziet de samenstelling van deze adviesorganen er uit, anno 1998, opgesplitst naar geslacht, en dit voor de functies van voorzitter, ondervoorzitter, effectief lid en plaatsvervangend lid ?

3. Sedert de inwerkingtreding van de nieuwe regeling voorzien in de wet van 17 juli 1997 :

3.1. hoeveel voordrachten van kandidaten voor vacante mandaten hebben er plaatsgevonden en voor welke adviesorganen;

3.2. in hoeveel gevallen werd hierbij voldaan aan de voorwaarden gesteld onder het nieuwe artikel 2, § 1, van de wet van 20 juli 1990;

3.3. in hoeveel gevallen werd, overeenkomstig het nieuwe artikel 2, § 1bis , van de wet van 20 juli 1990, de kandidatuur teruggestuurd naar de voordragende instantie;

3.4. hoeveel mandaten bleven vacant omdat niet werd voldaan aan de opgelegde voorwaarden ?

4.1. Welke nieuwe adviesorganen, ressorterend onder uw bevoegdheid, werden sedert de inwerkingtreding van het nieuwe artikel 5 van de wet van 20 juli 1990 opgericht ?

4.2. Welke van deze adviesorganen voldoen niet aan de opgelegde samenstelling van het nieuwe artikel 2bis , § 1, van de wet van 20 juli 1990 ?

4.3. Werd in deze gevallen, overeenkomstig het nieuwe artikel 2bis , § 2, van de wet van 20 juli 1990, een gemotiveerde aanvraag met betrekking tot de onmogelijkheid om te voldoen aan de opgelegde samenstelling voorgelegd aan de minister belast met het Beleid voor gelijke kansen tussen mannen en vrouwen ?

4.4. Zo ja, met welk resultaat ?

Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid te verwijzen naar het antwoord gegeven door de minster van Volksgezondheid en Pensioenen wat betreft het ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.