(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Het koninklijk besluit van 5 oktober 1978 tot uitvoering van de artikelen 400 tot 404 en van artikel 408, § 2, 2º, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en van de artikelen 30bis en 30ter, § 9, 2º, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders werd gewijzigd door het koninklijk besluit van 1 juli 1996.
De oude tekst van artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 5 oktober 1978 voorziet onder punt 3º dat de registratie als aannemer slechts verleend wordt aan een aannemer die in België geregistreerd is als belastingplichtige voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde.
In deze oude context geldig tot 31 juli 1996, was het dus mogelijk een tijdelijk registratienummer aan te vragen geldig voor één opdracht. Indien men meerdere malen in België werkzaamheden uitvoerde, diende er een aansprakelijk vertegenwoordiger te worden aangesteld die de verplichtingen op zich nam.
Ingevolge het hierboven vermeld koninklijk besluit van 1 juli 1996 werd de tekst van artikel 2, 3º, gewijzigd als volgt :
ofwel, in België een inschrijvingsnummer inzake de belasting over de toegevoegde waarde gekregen hebben dat de letters BE bevat;
ofwel, voor een in artikel 8, § 2, 2º, vermelde aanvrager die in België geen inschrijvingsnummer inzake de belasting over de toegevoegde waarde gekregen heeft dat de letters BE bevat, beschikken over een inschrijvingsnummer inzake de belasting over de toegevoegde waarde met de letters van de Lid-Staat van de Europese Unie waar zijn woonplaats, zijn maatschappelijke zetel, zijn voornaamste inrichting of zijn zetel van bestuur of beheer is gevestigd.
Uit deze tekst blijkt dus duidelijk dat een EEG-ingezetene met een registratienummer inzake belasting over de toegevoegde waarde hier in België dus voldoet aan de voorwaarden om werkzaamheden uit te voeren in de bouw, hetzij geregistreerd als aannemer, hetzij niet geregistreerd met de voorziene inhoudingen.
Artikel 55 (laatst gewijzigd bij artikel 20, koninglijk besluit van 22 december 1995, Belgisch Staatsblad van 30 december 1995) van het Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde schrijft het volgende voor :
« Eenieder die niet in België is gevestigd moet, alvorens in België enige andere handeling te verrichten dan een handeling waarvoor de belasting krachtens artikel 51, § 2, 1º en 2º, verschuldigd is door afnemer, door of vanwege de minister van Financiën een in België gevestigde aansprakelijke vertegenwoordiger laten erkennen.
De aansprakelijke vertegenwoordiger wordt in de plaats gesteld van zijn lastgever, enz.
In de gevallen en onder de voorwaarden te bepalen door of vanwege de minister van Financiën kunnen zij die in het eerste lid worden bedoeld, worden ontslagen van de verplichting een aansprakelijke vertegenwoordiger te laten erkennen, enz. »
De enige bekende uitzondering zou zijn het uitvoeren van een eenmalig werk waarvoor een tijdelijk BTW-nummer kan verkregen worden.
Maar in de huidige BTW-wetgeving is er geen sprake van dat een EEG-ingezetene met zijn registratienummer hier werkzaamheden kan uitvoeren.
Deze discrepantie tussen de verschillende wetgevingen heeft tot gevolg dat de BTW-ambtenaren niet ingelicht zijn door hun administratie en mogelijk een verkeerde toelichting geven bij de in voege zijnde wetgeving, doordat hun wettekst niet werd aangepast door het koninklijk besluit van 1 juli 1996, aangezien dit koninklijk besluit zich beperkte tot de hierboven vermelde wijzigingen, namelijk het Wetboek van inkomstenbelastingen en de besluitwet betreffende de maatschappelijke zekerheid.
Dringt zich hier geen rechtzetting op ?