(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
In het laatste lid van zijn antwoord op de vraag nr. 1186 van de heer de Clippele van 23 augustus 1994 (bulletin van Vragen en Antwoorden , Kamer, nr. 127, blz. 13256), zegt de minister dat de oplossing voor het tweede voorbeeld dezelfde is als voor het eerste.
Dit zou betekenen dat :
A geen afschrijvingen mag toepassen voor het jaar 1993, terwijl hij gedurende het hele jaar een activiteit heeft uitgeoefend;
B voor 1993 wel afschrijvingen mag toepassen terwijl hij in dat jaar geen activiteit heeft uitgeoefend en hij terecht heeft verklaard ten aanzien van het handelsregister en van de BTW dat zijn activiteit een aanvang neemt op 1 januari 1994.
Deze toestand is onrealistisch omdat B een afschrijving zou kunnen doen met betrekking tot een onbestaande activiteit en ten aanzien van investeringen die wat hem betreft niet in waarde zijn verminderd.
Vindt de geachte minister niet dat enkel A afschrijvingen kan toepassen voor het jaar 1993 ? Waarom ?
Antwoord : Zoals in het laatste lid van het antwoord op de door het geacht lid geciteerde parlementaire vraag is aangestipt, valt de overname van een beroepswerkzaamheid door de belastingsplichtige in het kader van het in artikel 46, § 1, eerste lid, 1º, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 bedoelde voortzettingsstelsel, fiscaal gezien, samen met de stopzetting van die beroepswerkzaamheid door de vorige belastingplichtige.
Om de in dat stelsel vastgelegde fiscale neutraliteit te vrijwaren, moet er derhalve worden van uitgegaan dat wanneer A zijn werkzaamheid daadwerkelijk op 31 december 1993 stopzet, B die werkzaamheid op diezelfde datum overneemt.
Dit houdt in dat :
A voor het jaar 1993 (jaar van de stopzetting) geen afschrijvingen mag toepassen;
B voor datzelfde jaar 1993 een normale, volledige afschrijving mag toepassen.
Die regel vloeit inzonderheid voort uit de bepaling van artikel 43 van het voormelde wetboek, die stelt dat de verwezenlijkte meerwaarde gelijk is aan het positieve verschil tussen eensdeels de ontvangen vergoeding of de verkoopwaarde bij de vervreemding van het goed en anderdeels de aanschaffings- of beleggingswaarde ervan verminderd met de voorheen aangenomen waardeverminderingen en afschrijvingen.