1-499/6

1-499/6

Belgische Senaat

ZITTING 1996-1997

22 APRIL 1997


Ontwerp van faillissementswet


Evocatieprocedure


AMENDEMENTEN


Nr. 83 VAN MEVROUW VAN DER WILDT

Art. 90

De woorden « worden het loon » vervangen door de woorden « worden het belastbaar loon ».

Verantwoording

Bij een arrest van 23 mei 1996 besliste het Hof van Cassatie dat de curator de schuldvordering van de werknemer voor vorderingen ontstaan vóór het faillissement moet berekenen op grond van het brutoloon, verminderd met de sociale-zekerheidsbijdrage van de werknemer en met de forfaitair berekende bedrijfsvoorheffing (Cass., 23 mei 1996, Rechtskundig Weekblad , 1996-1997, blz. 563).

De curator moet de ingehouden bedrijfsvoorheffing echter slechts doorstorten aan de directe belastingen als de rang van het voorrecht van de belastingen het toestaat. Dit stelt problemen wanneer de werknemers het verschuldigde nettoloon uitbetaald krijgen, maar de bedrijfsvoorheffing niet kan worden betaald. Dit heeft voor gevolg dat voor de belasting van deze inkomsten geen rekening kan worden gehouden met de doorgestorte bedrijfsvoorheffingen.

Dit amendement stelt voor te bepalen dat het algemeen voorrecht bedoeld in artikel 19, 3ºbis , van de hypotheekwet betrekking heeft op het belastbaar loon. Met het belastbaar loon wordt bedoeld het brutoloon verminderd met de verplichte sociale inhoudingen. Dit zal voor gevolg hebben dat bij de uitbetaling van loonvorderingen van de werknemers de curator steeds de daarop verschuldigde bedrijfsvoorheffing zal doorstorten aan de directe belastingen.

Nr. 84 VAN MEVROUW VAN DER WILDT

Art. 136

Dit artikel doen vervallen.

Nr. 85 VAN MEVROUW VAN DER WILDT

Art. 139

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

De artikelen 136 en 139 voeren de regel in dat wanneer een rechtspersoon als vereffenaar is benoemd, een natuurlijke persoon moet worden aangewezen die haar vertegenwoordigt voor de uitoefening van de vereffening. De bedoeling zou erin bestaan een antwoord te geven op de moeilijkheden die derden ondervinden om een bevoegd contactpersoon aan te spreken, ingevolge de voortdurende omwisseling van de verantwoordelijken binnen de rechtspersoon (Verslag Vandeurzen, Parl. St., Kamer, 1995-1996, nr. 329/17, blz. 34).

Het nut van die bepaling moet echter worden betwijfeld. Zij biedt immers geen antwoord op de talrijke frauduleuze praktijken die zich voordoen in het kader van vereffeningen.

De regeling dreigt bovendien zelf een bron van moeilijkheden te worden. Zo roept de bepaling dat de natuurlijke persoon de rechtspersoon « vertegenwoordigt voor de uitoefening van de vereffening » heel wat vragen op. Hoe verhoudt deze bepaling zich tot de bepalingen uit het vennootschapsrecht betreffende de externe rechtsverhoudingen van de vennootschap ? Wordt hiermee het uitgangspunt nog gerespecteerd dat in beginsel de raad van bestuur van een NV of iedere zaakvoerder van de BVBA bevoegd zijn om de vennootschap tegenover derden te vertegenwoordigen ?

Uit de tekst blijkt dat de natuurlijke persoon in het benoemingsbesluit zou worden aangewezen. De vereffenaars worden echter aangeduid door de statuten of door de algemene vergadering van de te vereffenen vennootschap. Komt de aanwijzing van een vertegenwoordiger in het benoemingsbesluit niet in strijd met de regels van het vennootschapsrecht inzake de vertegenwoordiging ? Wanneer aan de bestuurder van een NV de bevoegdheid wordt verleend om de vennootschap te vertegenwoordigen, dan dient zulks in de statuten te worden vastgesteld. Wanneer voor bepaalde rechtshandelingen een bijzonder vertegenwoordiger wordt vastgesteld dan moet deze worden aangeduid door het bevoegde vennootschapsorgaan.

De bedoeling zou zijn dat de aanwijzing van een natuurlijk persoon de regels inzake de aansprakelijkheid van de vereffenaar-rechtspersoon onaangetast laat. Kan deze aanwijzing echter bij derden echter geen verwarring met zich brengen nopens de aansprakelijkheid ?

Gelet op deze onduidelijkheden en het twijfelachtige nut van deze nieuwe bepalingen, lijkt het ons aangewezen desbetreffende artikelen weg te laten. Om de wantoestanden bij vereffeningen echt aan te pakken zou eerder aandacht moeten gaan naar de controle op de vereffenaars (bijvoorbeeld door de invoering van een erkenningsregeling of door een voorafgaande controle door de rechtbanken).

Nr. 86 VAN MEVROUW VAN DER WILDT

Art. 136bis

Er wordt een artikel 136bis (nieuw) ingevoegd, luidend als volgt :

« Art. 136bis. ­ In artikel 178bis, § 3, van dezelfde gecoördineerde wetten, ingevoegd door de wet van 13 april 1995, wordt het eerste lid aangevuld met de volgende zin :

« Hij zendt tevens een kopie van de beslissing tot ontbinding van de vennootschap en van de in § 1 bedoelde verslagen en staat van activa en passiva naar de griffie van de rechtbank van koophandel. »

Verantwoording

De wet van 13 april 1995 heeft, wat betreft de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, de commanditaire vennootschap op aandelen, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en de naamloze vennootschap, de beslissing tot ontbinding en vereffening aan bepaalde formaliteiten onderworpen (artikel 178bis van de Vennootschappenwet). Voor die vennootschapsvormen moet voortaan het voorstel tot ontbinding worden toegelicht in een verslag dat door de zaakvoerders, de bestuurders of de raad van bestuur wordt opgemaakt. Bij dat verslag wordt tevens een staat van activa en passiva gevoegd, die niet meer dan drie maanden voordien is vastgesteld. De commissaris-revisor of, bij zijn ontstentenis, een bedrijfsrevisor of extern accountant, brengt over deze staat verslag uit en vermeldt inzonderheid of daarin de toestand van de vennootschap op volledige, getrouwe en juiste wijze is weergegeven. Er is tevens een regeling voorzien betreffende de kennisgeving van deze verslagen en de staat van activa en passiva aan de aandeelhouders.

Deze bepaling uit de wet van 13 april 1995 strekt ertoe om de ontbinding aan strengere voorwaarden te onderwerpen. De staat van activa en passiva zou bovendien de aandeelhouders in staat moeten stellen zich ervan te vergewissen dat het niet gaat om een poging het faillissement uit te stellen (verslag Vandenberghe, Stroobant en Laverge, Parl. St., Senaat, 1993-1994, nr. 1086/2, blz. 407).

Dit amendement vult artikel 178bis van de Vennootschappenwet aan met een externe controle op de vereffening. Deze toevoeging beoogt een betere bescherming van de belangen van de schuldeisers mogelijk te maken en vormt als zodanig een logisch verlengstuk op de doelstellingen van de wetgever in 1995.

De verslagen en de staat van activa en passiva worden door de huidige regeling slechts ter kennis gebracht van de aandeelhouders. De notaris van zijn kant voert slechts een formele controle uit : hij moet nagaan of de genoemde formaliteiten werden nagekomen (artikel 178bis , § 3, van de Vennootschappenwet). Ingevolge het amendement zal de notaris echter ook een kopie van het ontbindingsbesluit, van het toelichtende verslag en de eraan gevoegde staat van activa en passiva, evenals van het verslag van de commissaris-revisor, bedrijfsrevisor of accountant moeten overmaken aan de griffie van de rechtbank van koophandel. Zulks sluit aan bij de taak die door het wetsontwerp betreffende het gerechtelijk akkoord aan deze griffies wordt toevertrouwd op het vlak van gegevensinzameling betreffende ondernemingen in moeilijkheden. Weliswaar wordt van de ontbinding van een vennootschap heden reeds een verklaring neergelegd (artikel 12, § 2, 1º), doch de griffies beschikken niet over de door de wet voorgeschreven verslagen of de staat van activa en passiva. Nochtans laat slechts deze informatie toe een oordeel te vormen over de stand van de vennootschap in vereffening.

Door dit amendement zal niet alleen de informatie van de griffies worden aangevuld, de diensten voor handelsonderzoeken zullen ook in staat worden gesteld om vennootschappen in staat van vereffening te onderzoeken. Aldus zou bijvoorbeeld kunnen worden beoordeeld of de vereffening al dan niet deficitair is. In voorkomend geval zal de betrokken kamer voor handelsonderzoeken de informatie kunnen overmaken aan het openbaar ministerie met het oog op een eventuele faillissementsvordering.

Nr. 87 VAN MEVROUW VAN DER WILDT

Art. 136ter

Er wordt een artikel 136ter (nieuw) ingevoegd, luidend als volgt :

« Art. 136ter. ­ Artikel 178bis van dezelfde gecoördineerde wetten, ingevoegd door de wet van 13 april 1995, wordt aangevuld met een § 4, luidend als volgt :

« § 4. Iedere ontbinding van een vennootschap als bedoeld in § 1, dient door de rechtbank van koophandel te worden gehomologeerd.

De homologatie wordt bij verzoekschrift aangevraagd.

De rechtbank doet uitspraak bij voorrang boven alle andere zaken en na het openbaar ministerie te hebben gehoord. Zij weigert de homologatie wanneer zij van oordeel is dat de ontbinding de belangen van de schuldeisers schaadt.

De verklaring bedoeld in artikel 12, § 2, 1º, kan slechts geldig worden neergelegd wanneer er een kopie van de beslissing tot homologie van de rechtbank van koophandel wordt bijgevoegd. »

Verantwoording

Uit de bespreking van amendement nr. 2 is gebleken dat bij de minister de intentie bestaat om deficitaire vereffeningen toe te laten, voor zover daar geen frauduleuze praktijken mee gepaard gaan en de belangen van de schuldeisers niet worden geschaad. De huidige wet biedt echter geen afdoende instrumenten om wantoestanden in het kader van deficitaire vereffeningen te bestrijden. Weliswaar dient van de ontbinding van de vennootschap een verklaring op de griffie te worden neergelegd, maar voor het overige heeft de rechtbank geen inzage in de toestand van de te vereffenen vennootschap.

Met betrekking tot de ontbinding van sommige vennootschapstypes, met name de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, de commanditaire vennootschap op aandelen, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en de naamloze vennootschap, heeft de wetgever door de wet van 13 april 1995 een nieuwe regeling ingevoerd die ertoe strekt de informatie aan de aandeelhouders te verbeteren (artikel 178bis van de Vennootschappenwet).

Door dit amendement wordt voorgesteld om, met het oog op de bescherming van de belangen van de schuldeisers, de ontbinding van deze vennootschappen aan een controle van de rechtbank te onderwerpen. Daartoe wordt voorgeschreven dat de ontbinding van die vennootschappen door de rechtbank van koophandel moet worden gehomologeerd. De rechtbank zal de ontbinding kunnen beoordelen, onder meer op grond van de verslagen en de staat van activa en passiva die door artikel 178bis worden voorgeschreven. Ingevolge het amendement tot invoeging van artikel 136bis , dient van die verslagen en die staat overigens een kopie aan de griffie van de rechtbank van koophandel te worden overgezonden.

De rechtbank zal de homologatie weigeren wanneer zij van oordeel is dat de ontbinding de belangen van schuldeisers schaadt. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn wanneer blijkt dat men door de ontbinding en vereffening een faillissementsprocedure beoogt te omzeilen en de verbintenissen ten aanzien van schuldeisers te ontlopen.

Nr. 88 VAN MEVROUW VAN DER WILDT

Art. 151bis

Een artikel 151bis (nieuw) invoegen, luidend als volgt :

« Art. 151bis. ­ In artikel 19, 3ºbis, van de hypotheekwet, ingevoegd door de wet van 12 april 1965, gewijzigd door de wetten van 13 januari 1977 en 22 januari 1985, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het eerste lid de woorden « het loon » vervangen door de woorden « het belastbaar loon »;

2º het tweede lid vervangen door de volgende drie leden :

« Het bedrag bedoeld in het eerste lid wordt jaarlijks aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de volgende formule : het nieuwe bedrag is gelijk aan het in het eerste lid bedoelde bedrag vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het aanvangsindexcijfer. Het resultaat wordt afgerond tot het hoger duizendtal.

Het aanvangsindexcijfer is het omgerekende indexcijfer van de consumptieprijzen van november 1976. Het nieuwe indexcijfer van de consumptieprijzen is dat van de maand november van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop het in werking treedt.

Het nieuwe bedrag wordt door de minister van Arbeid en Tewerkstelling in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt en treedt in werking op 1 januari van het jaar dat volgt op dat van de aanpassing. »

Verantwoording

1º Zie amendement nr. 83 tot wijziging van artikel 90.

2º De voorgestelde vervanging van het tweede lid van artikel 19, 3ºbis , van de hypotheekwet beoogt een jaarlijkse aanpassing van het grensbedrag van het algemeen voorrecht van het loon te verwezenlijken. Dit grensbedrag werd door de wet van 13 januari 1977 op 300 000 frank gebracht. Dezelfde wet voorzag ook een nieuwe aanpassingsprocedure : het tweede lid bepaalt dat het grensbedrag om de twee jaar door de Koning wordt aangepast, na advies van de Nationale Arbeidsraad.

Het grensbedrag is sedertdien ongewijzigd gebleven, ondanks de bewoordingen van de wet die wijzen op een verplichte tweejaarlijkse aanpassing (zie Kokelenberg, J., « Het voorrecht van de werknemers : anders en (misschien) beter », RW, 1977-1978, blz. 591-593). Op 7 mei 1985 adviseerde de Nationale Arbeidsraad, naar aanleiding van de aanpassing van bepaalde loongrenzen uit de arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978, ook het loonbedrag vastgesteld bij artikel 19, 3ºbis , van de hypotheekwet met eenzelfde coëfficiënt aan te passen (Advies nr. 812 van de Nationale Arbeidsraad, 7 mei 1985).

Het voorgestelde amendement beoogt een automatische jaarlijkse aanpassing van dit bedrag te verwezenlijken. Deze aanpassing zal voortaan worden gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Het nieuwe bedrag wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd en gaat in op 1 januari van het jaar dat volgt op dat van de aanpassing.

Francy VAN DER WILDT.

Nr. 89 VAN DE HEER VANDENBERGHE

Art. 57

In het eerste lid van de Nederlandse tekst het woord « verantwoordelijkheid » vervangen door het woord « aansprakelijkheid ».

Verantwoording

Bedoeld wordt de juridische aansprakelijkheid; het is dan ook beter het juiste woord te gebruiken.

Nr. 90 VAN DE HEER VANDENBERGHE

Art. 76

In het eerste lid, in de Nederlandse tekst, tussen de woorden « kan » en « een », het woord « steeds » invoegen.

Verantwoording

Deze specifiëring is in de Franse tekst opgenomen, maar ontbrak in de Nederlandse tekst.

Nr. 91 VAN DE HEER VANDENBERGHE

Art. 79

In het eerste lid, in de Nederlandse tekst, de woorden « de vereffening van de failliete boedel » vervangen door de woorden « de vereffening van het faillissement ».

Verantwoording

De bedoeling van de wetgever is om in dit hoofdstuk de vereffening van het faillissement af te handelen. Indien men hier plots in de Nederlandse tekst de formulering « vereffening van de failliete boedel » gebruikt, schept men niet alleen een dispariteit tussen de teksten in de beide talen, maar creëert men ook verwarring omtrent de juiste invulling van dit begrip.

Nr. 92 VAN DE HEER VANDENBERGHE

Art. 120

In het voorgestelde artikel 1193ter van het Gerechtelijk Wetboek, in het tweede lid, in de tweede zin, tussen het woord « goed » en het woord « en » volgende bepaling invoegen : « , de bevoorrechte schuldeiser onder artikel 19 van het hypotheekwet van 16 december 1851 ».

Verantwoording

De bevoorrechte schuldeisers die vermeld staan in artikel 19 van de hypotheekwet hebben een algemeen voorrecht op zowel roerende als onroerende goederen, wat wil zeggen dat zij in secundaire orde, belang hebben bij een eventuele verkoop van het onroerend goed. In tegenstelling tot de chirografaire schuldeiser hebben zij een belang in re , wat het noodzakelijk maakt hen in de procedure te betrekken.

Nr. 93 VAN DE HEER VANDENBERGHE

Art. 138

Dit artikel vervangen als volgt :

« In dezelfde gecoördineerde wetten wordt een artikel 178quater ingevoegd, luidend als volgt :

« Art. 178quater. ­ Een beslissing tot verplaatsing van de zetel van een vennootschap in vereffening kan niet worden uitgevoerd dan na een homologatie door de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied waar de vennootschap haar zetel heeft. De homologatie wordt bij verzoekschrift aangevraagd door de vereffenaar.

De rechtbank doet uitspraak met voorrang boven alle andere zaken en na het openbaar ministerie te hebben gehoord. Zij verleent de homologatie wanneer zij oordeelt dat de zetelverplaatsing dienstig is voor de vereffening.

Een akte houdende verplaatsing van de zetel van een vennootschap in vereffening kan slechts geldig worden neergelegd overeenkomstig artikel 12 wanneer er een afschrift van de beslissing tot homologatie door de rechtbank van koophandel wordt bijgevoegd. »

Verantwoording

Wat betreft de beoordeling van de dienstigheid voor de vereffening van de verplaatsing van de zetel van een vennootschap, is de Rechtbank van Koophandel veel beter uitgerust om met kennis van zaken de homologatie al dan niet te verlenen.


Nr. 94 VAN DE HEER HATRY

Art. 14

In het laatste lid van dit artikel de woorden « te rekenen vanaf de opneming in het Belgisch Staatsblad van het uitreksel bedoeld in artikel 38 » vervangen door de woorden « te rekenen van de verschijning van het Belgisch Staatsblad waarin het in artikel 38 bedoelde uittreksel is opgenomen. »

Verantwoording

De ervaring leert jammer genoeg dat het Belgisch Staatsblad soms met heel wat vertraging verschijnt. Men zal zich herinneren dat het Belgisch Staatsblad dat de datum 31 december 1996 draagt, pas verschenen is en dus ter beschikking van het publiek gesteld is op 14 januari 1997. In die omstandigheden is het niet zonder risico de berekening van de beroepstermijn te koppelen aan de datum die het Belgisch Staatsblad draagt, temeer daar de termijn om hoger beroep in te stellen vrij kort is. Wij stellen dus voor die termijn te laten ingaan op de datum waarop het betrokken Belgisch Staatsblad werkelijk verschijnt.

Nr. 95 VAN DE HEER HATRY

Art. 15

A. Op het einde van de eerste volzin de woorden « worden zonder verwijl in staat gesteld » vervangen door de woorden « worden met voorrang boven alle andere zaken behandeld en gepleit ».

B. De tweede volzin van het artikel doen vervallen.

Verantwoording

Verklaren dat een zaak zonder verwijl in staat van wijzen wordt gesteld, heeft niet veel zin wanneer men weet dat het bij sommige hoven van beroep normaal 3 tot 4 jaar duurt vooraleer een rechtsdag wordt bepaald. Men kan zich dan ook afvragen wat zich in de praktijk zal voordoen ­ en jammer genoeg laten de rampzalige gevolgen van die toestand zich maar al te goed raden ­ indien een hof van beroep een vonnis tot faillietverklaring annuleert 4 of 5 jaar nadat het is gewezen en de boedel intussen volledig vereffend zal zijn en de onderneming geen bestaansreden meer heeft. Dat zou een prachtig proces tot vaststelling van de verantwoordelijkheid kunnen opleveren !

Wij stellen derhalve voor dat het beroep door de rechtbank of het hof van beroep behandeld wordt « met voorrang boven alle andere zaken », waardoor het gerecht verplicht wordt kennis te nemen van het geschil vóór andere zaken die reeds op de rol stonden. Zo hoeft niet gewacht te worden tot er op de rol een plaatsje kan worden ingeruimd. Dat is gewoonlijk pas na zeer lange wachttijden het geval.

Nr. 96 VAN DE HEER HATRY

Art. 19

A. Tussen het eerste en het tweede lid een nieuw lid invoegen, luidende :

« In afwijking van het voorgaande kan de in artikel 425 WIB 1992 bedoelde wettelijke hypotheek nog ingeschreven worden tot op de datum die in het vonnis van faillietverklaring wordt vastgesteld voor de sluiting van het proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen. Hetzelfde geldt voor de wettelijke hypotheek bedoeld in artikel 88, § 3, van de wet van 3 juli 1969 houdende uitvoering van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde. »

B. De artikelen 134 en 135 van het ontwerp doen vervallen.

C. De artikelen 427, derde lid, WIB 1992 en 88, § 3, van de wet van 3 juli 1969 houden de uitvoering van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde opheffen.

Verantwoording

Het is onaanvaardbaar dat de artikelen 134 en 135 van het ontwerp aan de fiscus een « supervoorrecht » toekennen door hem het recht te verlenen zijn wettelijke hypotheek op de onroerende goederen van de failliete boedel te laten inschrijven zonder dat daarvoor een beperking in de tijd geldt. Indien de regering weigert de fiscus en de andere schuldeisers op gelijke voet te behandelen, moet zij aanvaarden dat het « superrecht » dat aan de fiscus wordt toegekend, op zijn minst in de tijd beperkt wordt en geen in de tijd onbeperkt recht blijft, zoals volgt uit de artikelen 134 en 135 van het ontwerp.

Nr. 97 VAN DE HEER HATRY

Art. 27

In het tweede lid de woorden « en ten hoogste vijfenzestig jaar » doen vervallen.

Verantwoording

Het is niet wenselijk dat geen beroep meer gedaan wordt op de deskundigheid die sommige oudere juristen mettertijd hebben verworven. De rechtbank blijft haar volledige beoordelingsvrijheid behouden en zal eigenmachtig kunnen oordelen of het wenselijk is bepaalde curatoren wegens hun gevorderde leeftijd aan te wijzen. Deze keuzevrijheid is te verkiezen boven de automatische « valbijl » die het ontwerp hanteert. Bovendien levert het bepalen van de « pensioenleeftijd » in de wettekst zelf problemen op. Wat moet er immers gebeuren bij faillissementen die door een curator beheerd worden op het ogenblik waarop hij 65 jaar wordt : moet hij op dat moment vervangen worden of mag hij de lopende zaak verder afhandelen ? De ontwerp-tekst blijft hierover zeer vaag.

Nr. 98 VAN DE HEER HATRY

Art. 27

In het derde lid, na de woorden « het vereisen », de volgende bepaling invoegen : « en in het bijzonder wanneer met toestemming van de rechtbank de werkzaamheden worden voortgezet ».

Verantwoording

Artikel 27 van het ontwerp verleent weliswaar geen monopolie aan de advocaten maar plaatst hen toch in een bevoorrechte positie om de functie van curator uit te oefenen. Faillissementen zijn eigenlijk vereffeningsprocedures die tal van louter juridische problemen meebrengen : bepaling van de respectieve rechten van de schuldeisers, naleving van de regel van de gelijke behandeling van de schuldeisers, diverse geschillen met derden die moeten worden opgelost ... Het lijkt dus normaal dat leden van de balie worden aangewezen om de kern te vormen van een team van curatoren.

Hoewel advocaten dus per definitie over de juridische bekwaamheid beschikken, zijn zij niet noodzakelijk deskundig op het gebied van bedrijfsvoering. De regering heeft dat goed begrepen aangezien zij toestaat dat andere personen dan advocaten als curator worden toegevoegd « wanneer de aard en de omvang van een faillissement het vereisen ».

In een aantal gevallen, gewoonlijk wanneer het om een groot bedrijf gaat dat heel wat mensen tewerkstelt, verleent de rechtbank machtiging om de activiteit voort te zetten. In dit precieze geval moeten de beheerders van het faillissement blijk geven van bijzondere vaardigheden op het gebied van bedrijfsvoering aangezien zij in werkelijkheid de bedrijfsleiders zullen worden.

Wij stellen voor dat in dit geval aan de advocaten-curatoren automatisch personen worden toegevoegd die deskundig zijn in andere disciplines : bedrijfsrevisoren, accountants, consultants, professionele managers, ... Die toevoeging kan de failliete boedel alleen ten goede komen en ervoor zorgen dat de activiteit in de beste omstandigheden wordt voortgezet, zoals de minister van Justitie heeft toegegeven. Bij de bespreking van dit artikel in de commissie heeft de minister ingestemd met de wijziging die in dit amendement wordt voorgesteld.

Nr. 99 VAN DE HEER HATRY

Art. 39

Het eerste lid van dit artikel aanvullen met een 8º, luidende : « 8º de lijst van de dadingen en de desbetreffende homologaties bedoeld in artikel 58 ».

Verantwoording

Krachtens artikel 58 van het ontwerp heeft de curator de mogelijkheid dadingen aan te gaan ­ soms na homologatie door de rechtbank ­ over alle geschillen waarbij de boedel betrokken is. Er is evenwel niet voorzien in een regeling om dat aan derden bekend te maken. Het spreekt nochtans vanzelf dat deze dadingen de rechter en de belangen van derden rechtstreeks kunnen beïnvloeden en dat dezen beroep moeten kunnen instellen en de dadingen betwisten die hun nadeel zouden berokkenen. Maar hoe kan men betwisten waar men geen weet van heeft ?

Het amendement voorziet dan ook in een eenvoudige regeling : deze dadingen moeten vermeld worden in het dossier van het faillissement dat ter griffie van de rechtbank permanent wordt bijgehouden.

Nr. 100 VAN DE HEER HATRY

Art. 47

Tussen het eerste en het tweede lid van dit artikel een nieuw lid invoegen, luidende :

« Het vonnis tot machtiging bedoeld in het voorgaande lid vermeldt de namen van de personen die wegens hun bijzondere bekwaamheden inzake bedrijfsvoering als curator toegevoegd worden. »

Verantwoording

Zie verantwoording bij het amendement op artikel 27.

Nr. 101 VAN DE HEER HATRY

Art. 126

In de tweede volzin van het voorgestelde artikel 489quater de woorden « wanneer hij vastgesteld is » vervangen door de woorden « wanneer die staat ten aanzien van de beklaagde bewezen is » .

Verantwoording

Het ontworpen artikel doet tal van problemen rijzen op het vlak van de rechten van de verdediging.

De personen die strafrechtelijk vervolgd worden, zijn vaak gewezen bedrijfsleiders van gefailleerde vennootschappen : zij worden dus voor de strafrechter gedaagd op basis van een misdrijf waarvan een van de bestanddelen (de staat van faillissement) voortkomt uit een rechterlijke beslissing waarbij zij zelf geen partij geweest zijn.

Wij kunnen dan ook moeilijk aanvaarden dat zij de gegrondheid van een beslissing waartegen zijzelf geen argumenten hebben kunnen aanvoeren, niet kunnen aanvechten.

Het amendement wil dan ook dat de onmogelijkheid om de staat van faillissement te betwisten beperkt blijft tot het geval waarin het gaat om een persoonlijk gefailleerde, die per definitie rechtstreeks betrokken is bij de beslissing van de rechtbank van koophandel.

Nr. 102 VAN DE HEER HATRY

(Subsidiair amendement op amendement nr. 22)

Art. 131

In het voorgestelde artikel 492bis de woorden « voor eigen doeleinden of om een andere rechtspersoon of een andere onderneming te bevoordelen » vervangen door de woorden « om zichzelf een aanzienlijk persoonlijk voordeel te verschaffen of om een dergelijk voordeel te verschaffen aan een andere rechtspersoon of een andere onderneming » .

Verantwoording

Zie verantwoording bij amendement nr. 81 Het is de bedoeling te voorkomen dat het nieuwe misdrijf te ruim geïnterpreteerd wordt. Men moet ervoor zorgen dat het misbruik van goederen van de vennootschap niet om de haverklap opgeworpen wordt wanneer het nagestreefde doel slechts betrekking had op of aanleiding gaf tot een zeer klein of louter symbolisch voordeel voor de betrokkene.

Wil men werkelijk op grond van deze bepaling de voorzitter van een multinationale onderneming vervolgen die een beroep heeft gedaan op de tuinier van de onderneming om eens per jaar zijn rozen te snoeien ?

Wij stellen dan ook voor als voorwaarde te bepalen dat het strafbaar gestelde feit de betrokkene een aanzienlijk voordeel moet hebben opgeleverd.

Nr. 103 VAN DE HEER HATRY

Art. 131

In het voorgestelde artikel 492bis de woorden « waarin zij rechtstreeks of onrechtstreeks belang hebben » vervangen door de woorden « waarin zij daadwerkelijk bestuurlijke macht uitoefenen of waarvan zij een aanzienlijk deel van het kapitaal bezitten » .

Verantwoording

Zelfde verantwoording als voor de amendementen die ik bij dit artikel ingediend heb.

Het is de bedoeling te voorkomen dat men een te ruime definitie van het nieuwe misdrijf kan toepassen op tal van onbeduidende feitjes.

Nr. 104 VAN DE HEER HATRY

Art. 138

In het voorgestelde artikel 178quater de woorden « het hof van beroep » telkens vervangen door de woorden « de rechtbank van koophandel » .

Verantwoording

Het is niet duidelijk waarom het hof van beroep zich zou moeten uitspreken over een dergelijke homologatie, die tot de normale en gewone bevoegdheden van de rechtbank van koophandel behoort.

Men mag de hoven van beroep, die reeds genoeg achterstand hebben, geen onnodige werklast bezorgen.

Paul HATRY.

Nr. 105 VAN DE HEER VANDENBERGHE

Art. 8

In het tweede lid, de woorden « zoals in kort geding, » doen vervallen.

Verantwoording

Omwille van de aard van de te nemen beslissing is de verwijzing naar het kort geding niet zinvol. Voorgesteld wordt dan ook de verwijzing niet meer op te nemen, temeer daar ze enkele onzekerheden in het leven riep aangaande de draagwijdte ervan.

Hugo VANDENBERGHE.