SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2008-2009 Zitting 2008-2009
________________
12 janvier 2009 12 januari 2009
________________
Question écrite n° 4-2299 Schriftelijke vraag nr. 4-2299

de Louis Ide (Indépendant)

van Louis Ide (Onafhankelijke)

à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
________________
Kinésithérapeutes - Visites à domicile - Chiffres depuis 2007 Kinesitherapeuten - Huisbezoeken - Aantallen sinds 2007 
________________
profession paramédicale
soins à domicile
statistique officielle
répartition géographique
paramedisch beroep
thuisverzorging
officiële statistiek
geografische spreiding
________ ________
12/1/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
25/3/2009Antwoord
12/1/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
25/3/2009Antwoord
________ ________
Réintroduction de : question écrite 4-1533 Réintroduction de : question écrite 4-1533
________ ________
Question n° 4-2299 du 12 janvier 2009 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-2299 d.d. 12 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

La question écrite nº4-342 portait sur le nombre de visites à domicile effectuées par des kinésithérapeutes. Dans la réponse, on peut lire que les données pour 2007 ne sont pas encore totalement disponibles, seules le sont celles du premier semestre. Entre-temps les données pour l’ensemble de l’année 2007 doivent être connues.

J’aimerais recevoir une réponse aux questions suivantes. Je souhaiterais toutefois obtenir cette réponse sous forme de données brutes, c’est-à-dire de données non standardisées. C’est important pour suivre l’évolution dans le temps. Lorsque l’Inami standardise les données, je ne puis plus effectuer de comparaison avec les années antérieures. Lors de la standardisation, on doit du reste être attentif aux facteurs qui peuvent être pris en compte.

Combien de visites à domicile (nº de nomenclature 560313) les kinésithérapeutes ont-ils effectuées en Flandre, en Wallonie et à Bruxelles durant l’année 2007 et le premier semestre de 2008 ? Quel pourcentage des consultations totales cela représente-t-il respectivement en Flandre, en Wallonie et à Bruxelles ? Et quel était le total pour la Belgique durant ces années ?

Combien de visites en maisons de repos et de soins (MRS) (nº de nomenclature 560571) les kinésithérapeutes ont-ils effectuées en Flandre, en Wallonie et à Bruxelles durant l’année 2007 et le premier semestre de 2008 ? Quel pourcentage des consultations totales cela représente-t-il respectivement en Flandre, en Wallonie et à Bruxelles ? Et quel était le total pour la Belgique durant ces années ?

Combien de consultations au cabinet de kinésithérapeutes (nº de nomenclature 560011) ont-elles eu lieu en Flandre, en Wallonie et à Bruxelles durant l’année 2007 et le premier semestre de 2008 ? Quel pourcentage des consultations totales cela représente-t-il respectivement en Flandre, en Wallonie et à Bruxelles ? Et quel était le total pour la Belgique durant ces années ?

 

Schriftelijke vraag nr. 4-342 handelde over het aantal huisbezoeken die gedaan werden door kinesitherapeuten. In het antwoord kon men lezen dat de cijfers voor 2007 nog niet helemaal beschikbaar waren (enkel eerste semester). We zijn nu een hele poos verder en dus zouden de cijfers voor het volledige jaar 2007 ondertussen reeds bekend moeten zijn.

Daarom had ik graag een antwoord gekregen op volgende vragen. Graag had ik van de geachte minister brute cijfers gekregen, dat wil zeggen niet-gestandaardiseerde. Dit is van belang om de evolutie in de tijd te kunnen volgen. Wanneer het RIZIV zou gaan standaardiseren kan ik niet meer vergelijken met voorgaande jaren. Bij standaardisatie moet men trouwens ook opletten welke factoren er in rekening gebracht kunnen worden.

Hoeveel huisbezoeken (nomenclatuurnummer 560313) werden in 2007 en het eerste semester van 2008 door kinesitherapeuten gedaan in respectievelijk Vlaanderen, Wallonië en Brussel? Hoeveel procent van de totale consultaties in respectievelijk Vlaanderen, Wallonië en Brussel is dit? En hoeveel was het totaal voor België voor die jaren?

Hoeveel huisbezoeken in rust- en verzorgingstehuizen (RVT’s) (nomenclatuurnummer 560571) werden in 2007 en het eerste semester van 2008 door kinesitherapeuten gedaan in respectievelijk Vlaanderen, Wallonië en Brussel? Hoeveel procent van de totale consultaties in respectievelijk Vlaanderen, Wallonië en Brussel is dit? En hoeveel was het totaal voor België voor die jaren?

Hoeveel consultaties in het eigen kabinet (nomenclatuurnummer 560011) werden in 2007 en het eerste semester van 2008 door kinesitherapeuten gedaan in respectievelijk Vlaanderen, Wallonië en Brussel? Hoeveel procent van de totale consultaties in respectievelijk Vlaanderen, Wallonië en Brussel is dit? En hoeveel was het totaal voor België voor die jaren?

 
Réponse reçue le 25 mars 2009 : Antwoord ontvangen op 25 maart 2009 :

Veuillez trouver ci-dessous les réponses à votre question. Il s'agit de données comptables.


Dépenses, cas et coûts régionaux par bénéficiaire

Les dépenses, cas et coûts régionaux par bénéficiaire qui sont communiqués ici sont des dépenses, cas et coûts régionaux non-standardisés. Ils sont obtenus en divisant simplement les dépenses pour une certaine région par le nombre d'assurés d'une région déterminée.

Ces dépenses, cas et coûts régionaux non-standardisés ne tiennent pas compte des éventuelles caractéristiques spécifiques d'une région déterminée concernant :

- la structure d'âge et le sexe ;

- la présence d'assurés ayant un régime préférentiel ;

- la présence d'actifs, d'invalides, veuves et orphelins, … (ce qu’on appelle l’état social).

Ces remarques spécifiques pour une certaine région constitueront une source de différences avec les dépenses, cas et coûts des autres régions mais ces différences doivent être objectivées avec les caractéristiques spécifiques de ces régions déterminées.

Pour cette raison, il vaut mieux utiliser des dépenses, cas et coûts régionaux standardisés. On effectue alors une standardisation sur la base de l'âge, du sexe, de l'état social et du régime préférentiel. Lors de la comparaison des dépenses, cas et coûts régionaux standardisés, on tient donc effectivement compte des caractéristiques spécifiques d'une région déterminée et de cette manière la comparaison avec les autres régions est plus correcte et plus homogène. Les caractéristiques spécifiques d'une certaine région (sur le plan de l'âge, du sexe, …) ne seront plus à l'origine de différences avec les autres régions.

L'Institut national d'assurance maladie-invalidité (INAMI) s'attèle actuellement à standardiser les données des dépenses pour l'année 2006 sur la base de l'âge, du sexe et du statut social (y compris le régime préférentiel) et soumettra un rapport à ce sujet au Conseil général dans le courant du premier semestre 2009 et établira ensuite un rapport annuel.

Gelieve hierna de antwoorden te willen vinden op de door u gestelde vragen. Het gaat om geboekte gegevens.


Regionale uitgaven, gevallen en kostprijzen per rechthebbende

De regionale uitgaven, gevallen en kostprijzen per rechthebbende die hier meegedeeld worden zijn niet-gestandaardiseerde regionale uitgaven, gevallen en kostprijzen. Deze worden bekomen door de eenvoudige deling van de uitgaven voor een bepaalde regio door het aantal verzekerden van een bepaalde regio.

Deze niet-gestandaardiseerde regionale uitgaven, gevallen en kostprijzen houden geen rekening met de mogelijke specifieke kenmerken van een bepaalde regio met betrekking tot:

- de leeftijdstructuur en geslacht ;

- de aanwezigheid van verzekerden met de voorkeurregeling;

- de aanwezigheid van aktieven, invaliden, weduwen en wezen, … (de zogenaamde sociale stand).

Deze specifieke kenmerken voor een bepaalde regio zullen een bron vormen van verschillen met de uitgaven, gevallen en kostprijzen van andere regio’s, maar deze verschillen zijn te objectiveren door die specifieke kenmerken van die bepaalde regio.

Vandaar dat het beter is om te werken met gestandaardiseerde regionale uitgaven, gevallen en kostprijzen. Er wordt dan een standaardisering doorgevoerd op basis van leeftijd, geslacht, sociale stand en voorkeurregeling. Bij de vergelijking van gestandaardiseerde uitgaven, gevallen en regionale kostprijzen houdt men dus wel rekening met specifieke kenmerken van een bepaalde regio, en op die manier wordt de vergelijking met andere regio’s homogener en correcter. De specifieke kenmerken van een bepaalde regio (op het gebied van leeftijd, geslacht, …) zullen dan niet meer aan de oorzaak liggen van verschillen met andere regio’s.

Het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) werkt momenteel aan een standaardisering van de uitgavengegevens voor het jaar 2006 op basis van leeftijd, geslacht en sociaal statuut (inclusief voorkeurregeling) en zal hierover een verslag voorleggen aan de Algemene Raad in de loop van het eerste semester 2009, en vervolgens een jaarverslag.