SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2008-2009 Zitting 2008-2009
________________
16 octobre 2008 16 oktober 2008
________________
Question écrite n° 4-1817 Schriftelijke vraag nr. 4-1817

de Louis Ide (Indépendant)

van Louis Ide (Onafhankelijke)

à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
________________
Soins de santé - Hygiéniste hospitalier - Transformation éventuelle en un grade universitaire - Mesures transitoires Gezondheidszorg - Ziekenhuishygiënist - Mogelijke omvorming tot een academische graad - Overgangsmaatregelen 
________________
soins de santé
personnel infirmier
prévention des maladies
profession de la santé
profession paramédicale
université
gezondheidsverzorging
verplegend personeel
voorkoming van ziekten
beroep in de gezondheidszorg
paramedisch beroep
universiteit
________ ________
16/10/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 20/11/2008)
27/11/2008Antwoord
16/10/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 20/11/2008)
27/11/2008Antwoord
________ ________
Question n° 4-1817 du 16 octobre 2008 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-1817 d.d. 16 oktober 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Tout d'abord, j'apprécie les efforts qui ont été réalisés en terme d'hygiène hospitalière. Il s'agit effectivement d'un élément essentiel dans la qualité des soins hospitaliers.

Toutefois, à l'heure actuelle, un groupe d'infirmiers et de médecins demandent que la formation d'hygiéniste hospitalier devienne universitaire. Cela implique de lourdes études pour des personnes (motivées !) qui sont déjà au travail. C'est difficilement réalisable (concilier famille-travail-études). De plus, la qualité du travail ne dépend pas du type de cours, mais de la motivation de l'hygiéniste. Enfin, le médecin hygiéniste qui « supervise » l'infirmier hygiéniste a une formation universitaire. Plus encore : les infirmiers hygiénistes non universitaires sont souvent plus doués pour les aspects pratiques. C'est évidemment une source d'enrichissement.

En exigeant une formation de niveau universitaire pour devenir hygiéniste, on impose une situation transitoire à des personnes qui, souvent, travaillent déjà depuis des années et ont déjà suivi des cours ou sont en train de les suivre. Ces personnes sont contraintes de suivre encore des cours supplémentaires. On en demande trop, d'autant plus que l'on risque de ne plus trouver de candidats à cause de ces tracasseries.

Dans ce contexte, je souhaiterais obtenir une réponse aux questions suivantes :

La ministre est-elle consciente de cette problématique ?

Est-elle disposée, en concertation avec les représentants de la plate-forme fédérale pour l'hygiène hospitalière, des plates-formes régionales pour l'hygiène hospitalière et de toutes les associations professionnelles d'infirmiers, à chercher une solution pour les personnes en situation transitoire ?

Est-elle disposée, en concertation avec les représentants de la plate-forme fédérale pour l'hygiène hospitalière, des plates-formes régionales pour l'hygiène hospitalière et des associations professionnelles d'infirmiers, à prendre des mesures visant à atténuer les exigences relatives à une formation universitaire obligatoire ?

 

Eerst en vooral : ik waardeer het dat er wel wat inspanningen gedaan worden op vlak van ziekenhuishygiëne. Dit is immers een essentieel onderdeel in de kwaliteit van zorgverlening in ziekenhuizen.

Echter, vandaag de dag ijvert een bepaalde groep verpleegkundigen en artsen ervoor om de opleiding tot ziekenhuishygiënist academisch te maken. Dit impliceert een zware studie voor mensen die nu reeds (gemotiveerd!) aan de slag zijn. Dit is moeilijk haalbaar (combinatie gezin-werk-studie). Bovendien hangt het niet af van het type cursus of de job goed gedaan wordt, maar van de motivatie van de hygiënist. Per slot van rekening is de arts-hygiënist die de verpleegkundige-hygiënist "superviseert", van academisch niveau. Meer nog : niet-academisch geschoolde verpleegkundige-hygiënisten zijn vaak praktischer aangelegd. En dit is uiteraard een verrijking.

Ervan uitgaande dat men een academische scholing dient te bereiken als hygiënist, dwingt men daarenboven zelfs een aantal mensen in een situatie van overgangsmaatregelen. Deze mensen zijn vaak al jaren bezig en hebben reeds cursussen gevolgd of zijn daarmee bezig. Deze mensen worden alsnog tot nóg een extra cursus gedwongen. Dit is van het goeie teveel, temeer daar de vrees bestaat door deze rompslomp geen mensen meer te vinden.

In deze context had ik van de geachte minister graag een antwoord gekregen op volgende vragen :

Is zij zich bewust van deze problematiek ?

Is zij bereid in overleg met de vertegenwoordigers van het federale platform voor ziekenhuishygiëne, de regionale platforms voor ziekenhuishygiëne en alle beroepsverenigingen voor verpleegkundigen te zoeken naar een oplossing voor de mensen in een overgangssituatie ?

Is zij bereid in overleg met de vertegenwoordigers van het federale platform voor ziekenhuishygiëne, de regionale platforms voor ziekenhuishygiëne en de beroepsverenigingen voor verpleegkundigen te zoeken naar de maatregelen om de eisen voor een verplichte academische opleiding af te zwakken ?

 
Réponse reçue le 27 novembre 2008 : Antwoord ontvangen op 27 november 2008 :

1. Je suis effectivement au fait de l’adaptation des normes relatives à l’hygiène hospitalière par le biais de l’arrêté royal du 26 avril 2007, y compris l’académisation de la formation d’infirmier-hygiéniste hospitalier.

J’ai également conscience que ces nouvelles normes sont basées sur le « Plan stratégique relatif à la réorganisation de l'hygiène hospitalière au sein des institutions belges » de la plate-forme fédérale pour l'hygiène hospitalière et qu’elles reflètent par conséquent un vaste consensus parmi les infirmiers-hygiénistes hospitaliers et les médecins-hygiénistes hospitaliers.

2. Je souhaite souligner que les infirmiers qui étaient déjà en fonction en tant qu’infirmier-hygiéniste hospitalier au moment de la publication de l’arrêté royal jouissent de droits acquis.

En outre, une période de transition de pas moins de cinq ans est prévue en ce qui concerne cette exigence de formation académique.

Néanmoins, je suis disposée à engager une concertation avec les parties mentionnées ci-dessus à condition que les quelques infirmiers qui avaient déjà commencé leur formation en hygiène hospitalière au moment de la publication de cet arrêté royal soient effectivement demandeurs.

3. Comme indiqué ci-dessus, l’académisation de la formation d’infirmier-hygiéniste hospitalier se base sur un vaste consensus au sein de la profession.

En outre, j’approuve les arguments qui motivent ce choix:

    - la prévention des infections nosocomiales est une mission prioritaire dans tous les établissements de soins ; elle doit être assurée par des professionnels des soins de santé bien formés;

    - il n’est dès lors pas étonnant que de nombreux infirmiers-hygiénistes hospitaliers disposaient déjà d’un diplôme de niveau universitaire avant la publication de cet arrêté royal;

    - l’infirmier-hygiéniste hospitalier est en contact non seulement avec des collègues infirmiers mais aussi avec des médecins. Il est évident qu’une formation universitaire renforce la crédibilité et la position de l’infirmier-hygiéniste hospitalier dans le cadre de ces contacts. Du reste, l’infirmier et le médecin doivent également collaborer en tant que membres à part entière au sein de l’équipe d’hygiène hospitalière ; une disparité entre les deux en matière de niveau de formation ne favoriserait certainement pas la coopération;

    - parallèlement aux tâches pratiques, qui peuvent tout aussi bien être effectuées par un infirmier doté d’une formation universitaire, l’infirmier-hygiéniste hospitalier doit également s’acquitter de quelques tâches plus « théoriques », comme l’enregistrement et l’analyse d’infections nosocomiales (demandant des connaissances en épidémiologie et en statistiques) et l’élaboration de directives (demandant des connaissances des principes d’infirmerie/médecine fondée sur des données probantes), où une formation universitaire apportera certainement une valeur ajoutée.

Pour l’heure, il n’y a donc, selon moi, pas d’arguments en faveur d’une annulation de l’académisation de la formation d’infirmier-hygiéniste hospitalier. Pour terminer, je souhaite encore faire observer que cette exigence de formation a été associée à une hausse de la rémunération de l’infirmier-hygiéniste hospitalier.

1. Ik ben inderdaad op de hoogte van de aanpassing van de normen betreffende ziekenhuishygiëne via het koninklijk besluit van 26 april 2007, met inbegrip van de academisering van de opleiding van de verpleegkundigen-ziekenhuishygiënisten.

Ik ben er mij eveneens van bewust dat deze nieuwe normen gebaseerd zijn op het “Beleidsplan betreffende de reorganisatie van ziekenhuishygiëne in de Belgische instellingen” van het federaal platform voor ziekenhuishygiëne en aldus een weerspiegeling zijn van een brede consensus onder de verpleegkundigen-ziekenhuishygiënisten en geneesheren-ziekenhuishygiënisten.

2. Ik wil beklemtonen dat de verpleegkundigen die op het moment van de publicatie van het koninklijk besluit reeds in functie waren als verpleegkundige-ziekenhuishygiënist genieten van verworven rechten.

Bovendien is er een overgangsperiode van niet minder dan vijf jaar voorzien met betrekking tot deze academische opleidingsvereiste.

Niettemin ben ik bereid hierover in overleg te gaan met bovenvernoemde partijen mits de enkele verpleegkundigen die hun opleiding ziekenhuishygiëne reeds gestart waren op het moment van de publicatie van dit koninklijk besluit daadwerkelijk vragende partij zijn.

3. Zoals reeds aangegeven is de academisering van de opleiding van de verpleegkundige-ziekenhuishygiënist gebaseerd op een brede consensus binnen het eigen beroepsveld.

Bovendien ben ik het eens met de argumenten die aan de basis liggen van deze keuze:

    - preventie van ziekenhuisinfecties is een prioritaire taak in alle gezondheidszorginstellingen die moet waargenomen worden door goed opgeleide gezondheidswerkers;

    - het is dan ook niet verwonderlijk dat reeds voor de publicatie van dit koninklijk besluit heel wat verpleegkundigen-ziekenhuishygiënisten beschikten over een diploma van universitair niveau;

    - de verpleegkundige-ziekenhuishygiënist komt niet alleen in contact met collega’s verpleegkundigen maar ook met artsen. Het is evident dat een academische opleiding de geloofwaardigheid en de positie van de verpleegkundige-ziekenhuishygiënist tijdens deze contacten versterkt. Trouwens ook binnen het eigen team voor ziekenhuishygiëne moeten de verpleegkundige en de arts als volwaardige leden samenwerken en een discrepantie tussen beide qua opleidingsniveau zou dit zeker niet bevorderen;

    - naast de praktische taken – die evengoed kunnen worden uitgevoerd door een verpleegkundige met een universitaire opleiding – moet de verpleegkundige-ziekenhuishygiënist ook enkele meer “theoretische” taken uitvoeren, zoals de registratie en analyse van ziekenhuisinfecties (vereist kennis van epidemiologie en statistiek) en de ontwikkeling van richtlijnen (vereist kennis van de principes van de evidence-based nursing/medicine), waarbij een academische opleiding zeker een meerwaarde zal zijn.

Ik zie voorlopig dus geen argumenten om de academisering van de opleiding van de verpleegkundige-ziekenhuishygiënist terug te schroeven. Tenslotte wil ik nog bemerken dat deze opleidingsvereiste werd gekoppeld aan een verhoging van de verloning van de verpleegkundige-ziekenhuishygiënist.