De bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap inzake de geestelijke gezondheidszorg

5/4/2019

Bij de Zesde Staatshervorming werd de bevoegdheidsverdeling inzake gezondheidsbeleid grondig gewijzigd. Dat geldt niet in het minst voor de geestelijke gezondheidszorg. Met een decreet betreffende de organisatie en ondersteuning van het geestelijke gezondheidsaanbod wil de Vlaamse Gemeenschap haar beleid inzake geestelijke gezondheidszorg grondig hervormen, onder meer naar aanleiding van de nieuwe bevoegdheidstoewijzingen ter zake aan de gemeenschappen door de Zesde Staatshervorming.

In zijn advies bij het voorontwerp van decreet gaat de Raad van State in op de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap inzake het geestelijke gezondheidsbeleid. Het decreet heeft betrekking op heel wat bevoegdheidscategorieën die krachtens artikel 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, de BWHI, aan de Vlaamse Gemeenschap toekomen.

Het gaat hoofdzakelijk om het beleid betreffende de verstrekkingen van geestelijke gezondheidszorg in de verplegingsinrichtingen buiten de ziekenhuizen (artikel 5, § 1, I, eerste lid, 2°, BWHI). Dat omvat de bevoegdheid inzake de psychiatrische verzorgingstehuizen, de initiatieven van beschut wonen en de samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten, de zogenaamde overlegplatforms geestelijke gezondheidszorg. Ook zijn er raakpunten met het beleid inzake de zorgverstrekkingen buiten de verpleeginrichtingen (artikel 5, § 1, I, eerste lid, 1°, BWHI), de zorgvoorzieningen die long term care revalidatie verstrekken (artikel 5, § 1, I, eerste lid, 5°, BWHI), de preventieve gezondheidszorg (artikel 5, § 1, I, eerste lid, 8°, BWHI) en het beleid inzake mindervaliden (artikel 5, § 1, II, 4°, BWHI), dat onder de bijstand aan personen valt.

De Raad van State stelt ook vast dat enkele aspecten van geestelijke gezondheidszorg niet in het voorontwerp van decreet worden geregeld. In sommige gevallen is dat omdat de Vlaamse Gemeenschap ter zake niet bevoegd is, in andere gevallen omdat zij haar bevoegdheid ter zake (vooralsnog) niet wenst te benutten.

Een eerste aspect is de geestelijke gezondheidszorg via thuisverpleging. De Raad van State bevestigt dat de Vlaamse Gemeenschap wel degelijk over bepaalde bevoegdheden met betrekking tot die vorm van thuiszorg beschikt, los van het feit dat de federale overheid bevoegd is om specifieke projecten te financieren.

Ten tweede is de Vlaamse Gemeenschap ook principieel bevoegd voor de erkenningsnormen van psychiatrische ziekenhuizen en psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen. Die bevoegdheid reikt wel niet zo ver als voor de andere gezondheidsvoorzieningen die onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap vallen. De federale overheid heeft op dat domein immers enkele voorbehouden bevoegdheden.

Een derde aspect dat in het voorontwerp van decreet niet aan bod komt, is de geestelijke gezondheidszorg via individuele zorgverstrekkers, zoals psychiaters en psychotherapeuten. De Raad van State wijst er alvast op dat het gegeven dat de federale overheid beschikt over de residuaire bevoegdheid inzake de uitoefening van geneeskunde, niet impliceert dat de gemeenschappen geen enkele bevoegdheid zouden hebben ten aanzien van individuele zorgverstrekkers en beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg.