16/5/2017
De Zesde Staatshervorming bracht een nieuwe techniek van samenwerking voort:
Artikel 92bis/1 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen biedt de gemeenschappen en de gewesten sedertdien de mogelijkheid om gezamenlijke decreten aan te nemen. Die kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de gezamenlijke oprichting en het gezamenlijk beheer van gemeenschappelijke diensten en instellingen, op het gezamenlijk uitoefenen van eigen bevoegdheden of op de gemeenschappelijke ontwikkeling van initiatieven. De techniek bestaat erin dat de betrokken wetgevende vergaderingen elk afzonderlijk een decreet aannemen met een identieke inhoud.
De Zesde Staatshervorming introduceerde meteen ook twee varianten:
In 2015 werd een eerste voorstel van gezamenlijk decreet en ordonnantie ingediend dat betrekking had op de Franse Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het voorstel beoogde een gemeenschappelijke Kinderrechtencommissaris in te stellen. De Raad van State bracht op 10 juli 2015 een advies over dit voorstel uit. Het voorstel heeft nog niet geleid tot het aannemen van een gezamenlijk decreet en ordonnantie.
Recent werd er in het Waals Parlement een ontwerp van gezamenlijk decreet aanhangig gemaakt. Dit ontwerp beoogt een samenwerking tussen het Waals Gewest, de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie over de ontwikkelingssamenwerking. Er werd nog geen gelijkaardig ontwerp ingediend in het Parlement van de Franse Gemeenschap en de Raad van de Franse Gemeenschapscommissie.
In het Waals Parlement en het Parlement van de Franse Gemeenschap werd inmiddels reeds een tweede ontwerp van gezamenlijk decreet ingediend, ditmaal inzake het hergebruik van overheidsinformatie.
De nieuwe techniek van gezamenlijke wetskrachtige normen begint dus geleidelijk aan ingang te vinden.
In het Belgisch Staatsblad van 25 april 2017 verscheen het Vlaamse decreet van 25 februari 2017 betreffende de onteigening voor het algemeen nut.
Dit nieuwe decreet - dat officieel kan worden aangehaald als het "Vlaams onteigeningsdecreet van 24 februari 2017" - bevat een algemene regeling inzake onteigeningen. Het vervangt niet enkel de bestaande wetten ter zake, waaronder een wet van 17 april 1835, maar ook regelgeving die reeds eerder werd aangenomen op het niveau van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest.
In zijn advies bij het ontwerp van decreet erkende de Raad van State de bevoegdheid van de gemeenschappen en de gewesten om de onteigeningen te regelen voor de aangelegenheden waarvoor zij bevoegd zijn. Dit vloeit voort uit artikel 79, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen. De Raad van State erkende bovendien dat de decreetgever wel degelijk bevoegd is om de provincieraden en de gemeenteraden aan te wijzen als overheden die een machtiging tot onteigening kunnen verlenen, net als de Vlaamse instellingen die hij hiervoor aanwijst. Ook op de vraag, of artikel 79, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 de bevoegdheidsrechtelijke grondslag biedt voor de regeling van de gedwongen overdracht van andere zakelijke rechten dan het eigendomsrecht, antwoordde de Raad van State bevestigend.
Nieuw is dat het Vlaams Gewest ook bevoegd is geworden om de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure te regelen. Deze bevoegdheid vloeit voort uit artikel 6quater van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, dat werd ingevoegd ingevolgde de Zesde Staatshervorming. De bevoegdheid om de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure te regelen, komt echter niet toe aan de Vlaamse Gemeenschap.